Geen handelaar meer in de tempel en een vijgenboom die verdort - twee beelden uit het Oude Testament die tot leven komen na de intocht van Jezus in Jeruzalem. Als waarschuwing tegen een levensstijl die niet in overeenstemming is met het geloof.

Deze beide geschiedenissen staan in een hoofdstuk dat begint met de intocht van Jezus in Jeruzalem en afgesloten wordt met de toelichting van Jezus (Mat. 21, 1-22 pp). Dat de perikopen met elkaar verbonden zijn wordt duidelijk door de rol die citaten uit Zacharia en Jeremia in dit bijbelgedeelte spelen.

Zacharia-apocalyps

Zacharia profeteert in de hoofdstukken 9 tot en met 14 over de komst van de Messias en de eindtijd. Aan het begin daarvan staat over de Messias: 'Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin' (9, 9).

Als Jezus op een ezel Jeruzalem binnen trekt denken de mensen aan de vervulling van deze profetie. Dit blijkt uit hun reactie. Verder profeteert Zacharia over een Loofhuttenfeest in de eindtijd waaraan alle volken deelnemen: 'Het zal geschieden dat al de over¬geblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren' (14, 16). Omstanders citeren uit het Hallel (Ps. 113-118), dat gezongen werd tijdens het Loof¬huttenfeest, met de woorden 'Hosanna, de Zoon van David! Gezegend Hij Die komt in de Naam van de Heere! Hosanna, in de hoogste hemelen!' Ook het zwaaien met takken van de bomen verwijst naar het Loofhuttenfeest.

Maar de Zacharia-apocalyps heeft nog een vervolg: 'Op die dag zal op de bellen van de paarden staan: HEILIG VOOR DE HEERE. En de potten in het huis van de HEERE zullen zijn als de spreng¬bekkens voor het altaar. Ja, al de potten in Jeruzalem en in Juda zullen voor de HEERE van de legermachten heilig zijn, zodat allen die willen offeren, zullen komen en ervan nemen om erin te koken. Op die dag zal er geen Kanaäniet (ook te vertalen als: handelaar) meer zijn in het huis van de HEERE van de legermachten' (14, 20-21). In dit gedeelte uit Zacharia wordt aangegeven dat in Jeruzalem en Juda alles heilig zal zijn en alle volken samen met Israël God zullen dienen.

 

Tempelreiniging

De tempelreiniging door Jezus doet duidelijk denken aan deze tekst uit Zacharia. Door het citaat van Jezus uit Jesaja: 'Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken' (Jes. 56, 7) wordt nog eens onderstreept dat de heidenen zich zullen aansluiten bij Gods volk. Echter, de heidenen mochten uitsluitend in de voorhof komen, en die werd in beslag genomen door geldwisselaars en handelaars. Hierdoor was bidden in de tempel voor hen vrijwel onmogelijk geworden.

Het vervolg van de reactie van Jezus is een citaat uit Jeremia: '…maar u hebt er een rovershol van gemaakt' (7, 11). Dit citaat komt uit een passage die we de tempelprediking noemen (7, 1-34). God draagt Jeremia op om in de poort van de tempel te gaan staan en daar te prediken tot de mensen uit Juda die de tempel binnengaan. Hij verwijt hen het onrecht dat ze doen: onderdrukking van weduwe en wees, stelen, doodslaan, overspel, afgodendienst: 'Is dan dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol?' (7, 11).

Weliswaar gaan de Judeeërs naar de tempel, ze horen daar niet thuis. Het zijn inbrekers, zoals de tekst ook vertaald kan worden. Jezus waarschuwt net als Jeremia voor een levensstijl die van buiten er vroom uit ziet, maar die voorbij gaat aan datgene wat God werkelijk van ons vraagt.

Als we verder lezen in Jeremia dan wordt duidelijk dat het volk zich destijds verhardde in plaats van te luisteren naar de woorden van Jeremia. En dan kondigt God de verwoesting van de tempel aan: 'Ik ga hen volkomen wegvagen, spreekt de HEERE. Er zijn geen druiven aan de wijnstok, geen vijgen aan de vijgenboom, en de bladeren zijn verwelkt' (8, 13). God ziet geen vruchten aan de wijnstok en de vijgenboom, een beeld van het Joodse volk, en daarom komt Hij met Zijn oordeel.

 

Vervloeking vijgenboom

We lezen dat na de tempelreiniging Jezus de stad uit gaat naar Bethanië en de andere dag weer terug gaat naar Jeruzalem. Onderweg krijgt Hij honger, ziet een vijgenboom en loopt er heen om te zien of er ook vijgen aan hangen. Die ziet Hij niet. Marcus voegt er de opmerking aan toe: '…want het was niet de tijd voor vijgen' (11, 13).

Een week voor Pesach, het moment dat deze geschiedenis zich afspeelt, zijn er inderdaad geen vijgen te verwachten. Maar als de bladeren uitspruiten zitten onder de loten wel zogenaamde voorvijgen ( paggim ). Deze bevatten weinig sap maar werden wel gegeten omdat er in dat seizoen geen andere vruchten zijn. Bomen die wel bladeren maken maar geen voorvijgen hebben zullen geen vruchten gaan ontwikkelen. Omdat de boom in deze geschiedenis bladeren had, mocht verwacht worden dat er voorvijgen aan zouden zitten. Maar dan moest je wel naar de boom toelopen om dat te zien.

Met de opmerking dat het niet de tijd was voor vijgen wil Marcus uitleggen waarom Jezus naar de boom toeliep. Hij kon immers niet al van een afstand zien of er vruchten waren.

De betekenis van deze geschiedenis ligt in het verlengde van de betekenis van de tempelreiniging. De boom zag er van de buitenkant veelbelovend uit, maar de vruchten ontbraken. Het vervolg is een ernstige waarschuwing: Jezus vervloekt de boom en als gevolg verdort deze. De opmerkende omstander zal door de verwijzing naar Jeremia ook begrepen hebben dat er een tweede waar¬schuwing in deze geschiedenis zit: God zal met Zijn oordeel komen en de tempel vernietigen.

 

De mensen uit de tijd van Jezus wilden een koning. Maar ze vergaten dat - zoals Zacharia al profeteerde - de Messias eerst zou worden verworpen (11,  4-7) en gedood (12, 10 – 13, 1. 7-9). Ze vergaten ook dat God een leven vraagt dat in overeenstemming is met het geloof, en niet een leven dat alleen van buiten er vroom uit ziet. En verder wordt in deze geschiedenis onderstreept dat God ook heidenen op het oog heeft. Zo vraagt God van ons allen een geloof in de verzoening van onze zonden en een leven dat daarmee in overeenstemming is.

 

Bas Krins

 

De auteur is theoloog en auteur van het boek Profetieën in vervulling; Uitleg van de Openbaring aan Johannes in het licht van de onvervulde profetieën van het Oude Testament .