Het publieke optreden van Jezus werd omringd door wonderen. Het begon al gelijk bij Zijn doop. Het waren geen kleine tekenen die daar plaatsvonden. ‘De hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen. En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!’ (Matth. 3:16b-17). Wat indrukwekkend. Dat willen we toch - een stem uit de hemel. Er waren genoeg getuigen, maar ons geheugen lijkt altijd weer te haperen en het lijkt vooral heel kort te werken. Al die wonderen die Hij gedaan heeft. Maar Hij deed niet alleen wonderen, Hij gaf ook onderwijs en niet zelden ging het over lijden en in het bijzonder over Zijn eigen lijden. Hij werd daar telkens duidelijker over, maar ze begrepen het niet. Wilden ze het wel begrijpen? Lijden?, we willen een leider en graag een sterke. Tot het allerlaatst twijfelen de discipelen aan Gods heilsplan. Ook nu, na Zijn opstanding. In Galilea zouden ze Hem zien. ‘En de elf discipelen zijn naar Galilea gegaan, naar de berg waar Jezus hen ontboden had. En toen ze Hem zagen, aanbaden ze Hem, maar sommigen twijfelden.’ Tot het allerlaatst die twijfel. Zou het ons anders gegaan zijn?

 

De droom aan diggelen

Soms droom je dat je erbij was. Ergens in die schare rondom Jezus. Hem zien, Hem horen, misschien wel aanraken. Maar je hoorde ook al die meningen. Criticasters, twijfelaars, bewonderaars. Moeilijk en verwarrend is dat. Maar die stem en die liefde van Jezus werkten als een soort magneet. Elke keer zocht je Hem weer op. En weet je nog van dat brood en die vissen? Wat een mega-wonder. Maar waarom is Jezus toch zo terughoudend? Hij had al honderd keer door kunnen breken. Maar Hij liet alle kansen voorbijgaan. Telkens gaf Hij weer ruimte aan die akelige vijanden. De sfeer werd gaandeweg grimmiger. Het kon zo maar uit de hand lopen. Het liep uit de hand. Het liep gruwelijk uit de hand. In je droom heb je het zien gebeuren. Je was erbij. Op gepaste afstand natuurlijk, dat wel. Maar je droom ligt aan diggelen. Op Golgotha werd alle hoop stuk geslagen. En je dacht nog wel.... Maar nog hoor je die stem. Nog steeds voel je die liefde. ‘Vader, vergeef het hun, ze weten niet wat ze doen’. Begreep ik het maar. Begreep ik het maar. Het duizelt me.

 

 

Mij is gegeven...

En dan die drie rampdagen. Drie dagen zonder Jezus. Eén grote zwarte depressie. Lamgeslagen. Maar nu duizelt het me weer. Vreemde geruchten doen de ronde. Jezus zou opgestaan zijn. Ze beweren dat Hij leeft! Van verschillende kanten heb ik het gehoord. Maar ja, geruchten hè. Toch is er weer iets in me gaan gloeien. Zou het waar kunnen zijn? Zou ik Hem weer kunnen zien, Zijn stem weer kunnen horen, Hem weer kunnen aanraken misschien? Hij schijnt naar Galilea te gaan. Daar staat Hij met zijn discipelen, sommigen vallen op hun knieën, anderen aarzelen. Die weg die Jezus hen vanuit de profeten wijst, met dat onvermijdelijke lijden, het wil nog steeds niet landen in hun hart. De twijfel is er niet onder te krijgen. Ook niet daar op die berg in gezelschap van Jezus. ‘Sommigen twijfelen’. Aangrijpend en ook angstig herkenbaar. Wie kiest er nou vrijwillig voor lijden? Maar Jezus lijkt hun kleingeloof nu te accepteren. Hij spreekt niet meer over ‘tragen en onverstandigen van hart’, Hij doet iets anders. Hij komt naar hen toe. Hij komt heel dichtbij. Hij spreekt met hen, hoor wat Hij zegt: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’. Jezus is Heer, daar is geen twijfel over mogelijk. En wat doet Hij nu? Hij neemt al Zijn discipelen in vaste dienst, ook de twijfelaars. En wat een enorme opdracht krijgen ze. Hij stuurt ze de wereld in om alle volken te onderwijzen en ze te dopen en ze te leren alle geboden in acht te nemen (Matth. 28:19).

 

 

Lijdensschuw

We kijken soms wat meewarig naar de discipelen die het maar niet leken te begrijpen. Wij weten meer, wij weten beter. Maar zijn wij ook minder lijdensschuw? Willen wij wel Gods vreemde wegen volgen. Voor veel mensen is het lijden de grootse hobbel om te geloven. Als er een God is, waarom… Gods wegen zijn niet onze wegen. Nu lijden vanwege de heerlijkheid die voor ons ligt, (Rom. 8:18) dat kan alleen in geloof, liefde en vertrouwen. De wereld leert ons om alles uit het leven te halen wat erin zit. Het is voor ons allemaal een hele toer om niet besmet te worden door de ‘Carpe Diem gedachte’. Pluk de dag. Denk alleen aan vandaag. Trouwens, we hebben toch recht op geluk.

 

Omgang met God

Maar die twijfel, hoe kunnen we die bestrijden? De beste manier is omgang met God. Gods verborgen omgang vinden. Je hele leven en al je emoties Hem blindelings toevertrouwen. Het mooiste voorbeeld in dit verband hoorde ik tijdens een kleine samenkomst waar een oude Noord Koreaanse vrouw haar levensverhaal vertelde. Jaren geleden was ze tot geloof gekomen. Het gevaar was groot, haar kennis was klein. Om precies te zijn, ze kende het Onze Vader, de Tien geboden en de Twaalf Artikelen van het geloof. Natuurlijk kende ze die uit haar hoofd, want lezen kon ze niet. Er was gelegenheid voor vragen. De gespreksleider vroeg of ze ook gegroeid was in haar geloof. De vraag bracht bij haar enige verwarring teweeg. Ze ging in overleg met haar vertaler. Er moesten een paar vertaalslagen worden gemaakt. Na een minuut of vijf kwam het antwoord: ‘ik heb nooit getwijfeld’. Wat een zegen.  Met hoofd en hart belijden: ‘Ten derde dage wederom opgestaan van de doden; opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand van Gods, des almachtige Vaders’; vanwaar Hij komen zal’.

 

Krijn de Jong, Urk