In 2012 verscheen de Christelijke dogmatiek (CD), geschreven door dr. G. van den Brink en dr. C. van der Kooi. Deze geloofsleer kreeg intussen al een vierde druk. In drie artikelen geef ik aandacht aan het hoofdstuk over Israël.

Het is uitzonderlijk: een dogmatiek met een apart hoofdstuk over ‘Israël’. Dat past in de toegenomen aandacht voor Israël na de Tweede Wereldoorlog en de stichting van de staat Israël in 1948. Vóór deze ingrijpende historische gebeurtenissen waren veel christenen van mening dat de kerk in de plaats van Israël was gekomen. Die kijk op het volk van God heet vervangingstheologie. Anderen hadden toen al de overtuiging dat Israël na Christus Gods volk was gebleven. Steeds meer gelovigen omhelzen deze visie als de juiste, ook de auteurs van de CD.

Hoofdlijn

De hoofdlijn van hun betoog vat ik kort samen. Vanuit Jezus valt er licht op de weg die Israël heeft afgelegd. God koos dit volk uit en beloofde het te zegenen én tot een zegen voor alle volken te maken. De - voorlopige - vervulling van Gods verbondsbeloften aan Abraham is begonnen in Jezus Christus. Vanuit Hem valt er ook licht op de weg van Israël na Christus. Israël en Jezus horen blijvend bij elkaar. Dat brengt hen tot de gedachte dat Paulus met zijn bewering dat heel Israël zal worden gered (Rom. 11,26a) vermoedelijk bedoelt dat in de toekomst het Joodse volk zich massaal zal bekeren. Dat denken steeds meer (gereformeerde) christenen, ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken. Naar mijn mening gaat het Paulus hier echter om iets anders. Dat wil ik duidelijk maken, en wel vanuit hetzelfde uitgangspunt als in de CD: Gods bedoeling met Israël wordt duidelijk vanuit Jezus, zowel voor als na Christus.

Heel Israël

‘Heel Israël zal worden gered.’ Die belofte is volgens veel bijbellezers Gods laatste woord over Israël. Paulus zou hiermee de toekomstige bekering van de Joden mogen voorzeggen. En een streep zetten door al zijn eerdere kritische geluiden over de Joden, zoals de stelling dat niet alle Israëlieten werkelijk tot Israël behoren (Rom. 9,6). Bovendien lijkt zij de bekroning van alle positieve uitingen over Gods volk, zoals: God heeft zijn volk niet verstoten. Zij zijn geliefden vanwege de vaderen. God maakt zijn genadegaven en roeping niet ongedaan (Rom. 11,1. 28-29).

Deze uitleg wordt versterkt door de overtuiging dat Paulus aangeeft dat de verharding van Israël duurt ‘tot het moment’ dat God klaar is met de niet-Joden, en dat er ‘dan een glorietijd aanbreekt voor Gods volk (11,25-26)). Waar ‘dan’ staat in de NBV, koos de HSV echter voor het woord ‘zo’. Beide is een juiste vertaling van het Griekse woord dat Paulus gebruikt. De keus voor ‘zo’ is echter logischer vanuit de context. Daarin gaat het namelijk over ‘het binnengaan van de volheid van de heidenen’ (11,25b). Bij dat ‘binnengaan’ kun je denken aan hun ‘toetreden’ (NBV), namelijk tot de kring van Christus, maar ook aan: ingaan in Gods Koninkrijk. In die laatste zin komt het werkwoord ‘binnengaan’ voor in de Evangeliën (Mat. 18,33 en Joh. 3,5).

In beide keuzes gaat het om een vol getal van gelovigen. Dat is het moment waarop de Heer komt, en zij Gods Koninkrijk binnengaan. Het einde van deze bedeling is dan aangebroken, ook van de mogelijkheid om tot bekering te komen. Hiermee is niet te rijmen, dat dan nog de Joden Jezus als Messias zullen belijden. Dat botst zelfs op de visie van (evangelische) christenen, waarin God na het tijdperk van de kerk de draad met Israël weer oppakt en de profetieën over zijn volk in vervulling zullen gaan.

Van den Brink en Van der Kooi, die niet in dit eindtijdscenario meegaan, vatten dit vers wel op als een voorzegging van een overweldigende omkeer van Israël. Dat stemt echter niet overeen met het ‘binnengaan van alle niet-Joodse gelovigen’ (25b).

Hun keus laat zich verklaren uit kritiek op de vervangingstheologie. Die kritiek is terecht, in zoverre God trouw blijft aan zijn volk, en de kerk niet in de plaats van Israël is gekomen. Paulus verdedigt dat door dik en dun. Daarbij is het echter de vraag of hij een grote volksomwenteling aankondigt.

Gods geheim

Wat Paulus in vers 26a met heel Israël bedoelt, valt af te leiden uit Romeinen 11,12. Daar gebruikt hij het woord ‘volheid’, net zoals in vers 25, als hij het heeft over de niet-Joden. Hij bedoelt dus een vol getal van gelovige Joden, dat is heel Israël. Paulus heeft het dus niet over een goed moment, waarop alle dan levende Joden tot geloof in Jezus zullen komen. Hij zegt dat het bij de Joden net zo gaat als bij de niet-Joden: een volheid van beiden zal worden gered. Zo brengt God zijn plan ten uitvoer.

In het héden is God daarmee bezig, tot behoud van Joden en niet-Joden. Dat dit het punt van Paulus is, blijkt uit het herhaalde nu in Romeinen 11,30-32. In deze verzen vat hij samen wat hij in de hoofdstukken 9-11 over de verhouding tussen Joden en niet-Joden schreef.

Wie let op het Israël in zijn dagen kan twijfelen aan de trouw van God. Veel niet-Joden kwamen namelijk tot geloof, terwijl de meeste Joden hun Messias niet aanvaardden. God gebruikt hun verharding voor de toestroom van heidenen. Maar tussen die twee bestaat er geen noodzakelijk, laat staan een noodlottig, verband. Bovendien betekent hun negatieve keus niet dat Israël niet langer Gods volk is. Joden kunnen namelijk alsnog tot geloof in Christus komen. Dat verwacht Paulus ook, door zijn apostolische arbeid, maar vooral vanwege Gods beloften. Al gebeurt dat in zijn dagen maar mondjesmaat, uiteindelijk zal blijken dat Israël absoluut niet achterblijft.

Een ander punt is de dringende oproep van Paulus aan gelovige niet-Joden tot bescheidenheid en vrees voor afval. Als dat de mensen van Gods volk kon overkomen, dan hen zeker. Paulus wijst hiermee zowel Joden als niet-Joden op hun eigen verantwoordelijkheid in de confrontatie met Jezus Christus. Wat dat betreft is er tussen hen geen verschil. Hij noemt dat in Romeinen 11,25 Gods geheim: een volheid van Joden en niet-Joden zal zijn Koninkrijk binnengaan. In Efeze 2 en 3 heeft Paulus het ook over dat geheim. Daar zegt hij dat niet-Joden door Christus mede-erfgenamen zijn. Christus heeft Joden en niet-Joden tot één (volk) gemaakt.

In Romeinen 11 legt hij het accent op het behoud van Israël. Vanwege de verharding van veel Joden is dat verrassend. Maar het gebeurt, vanwege Gods trouw.

 

D. Visser, Amersfoort


Commentaar

  • Nieuw leven 2024-04-19 17:47:34

    In januari begint het al: het wordt weer langer licht en de sneeuwklokjes gaan bloeien, en even...

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...

  • Leipzig en Navalny 2024-03-07 19:01:01

    Vorige week waren mijn vrouw en ik een paar dagen in het voormalige Oost-Duitsland op bezoek bij...