ImageHet psalmboekje op de afbeelding is gedrukt in het jaar 1875 bij de Nederlandsche Bijbel-Compagnie te Amsterdam. ?t Is opengeslagen bij psalm 150. Bij deze psalm moet ik altijd een beetje denken aan een lied dat in de jaren zeventig bij het tv-programma ?Met de muziek mee? te horen was. Voor wie het niet meer paraat heeft, het gaat als volgt: ?De bakker blaast de schuiftrompet. De slager speelt de klarinet. De koster houdt het vaandel hoog; de wind blaast hem haast om. En de kastelein die mag niet dronken zijn, want die slaat de grote trom. De grootste eer krijgt de pastoor als tamboer-majoor. En de vuilnisman oogst de minste roem,die komt niet verder dan sjingboem.?
Alleen het orgel ontbreekt nog om de opsomming van psalm 150 voor je te zien. Toch zouden we waarschijnlijk raar opkijken als komende zondag dit lied door de fanfare begeleid zou worden.
Tja, muziek en de kerk. Door de eeuwen heen is dat vaak een wat moeizame relatie geweest. En dat terwijl het de hele Bijbel door als een rode draad te volgen is. Van Genesis, waar Jubal de stamvader van alle lier- en fluitspelers wordt genoemd, via alle instrumenten in psalm 150 tot aan het lied van het Lam in de Openbaring aan Johannes. En waar je dan misschien zou verwachten dat muziek en zang samenbinden, zien we het helaas in de kerken ook scheidend werken. We kennen allemaal de discussies wel, over wat wel en niet geoorloofd is in de eredienst. Alleen ?t orgel of ook snaarinstrumenten, gezangen of alleen psalmen, al dan niet ritmisch zingen, opwekking, elektronisch versterkte instrumenten en ga zo maar door.
Ach, we kunnen ons er natuurlijk makkelijk vanaf maken. Het gaat tenslotte om het Woord en daarom staat de preek zo centraal in onze erediensten. Daarom alleen de berijmde Schriftgedeelten en zo min mogelijk muzikale opsmuk. Daarbij, het zal wel bijtrekken als de criticasters ouder worden. Je moet het orgel ook leren waarderen.
Er zijn echter verschillende argumenten om zo?n reactie te kort door de bocht te noemen.
Zo is in de eerste plaats ook het gezongen Woord ronduit prediking. Dat gold voor de Isra?lieten in de tempeldienst, dat gold voor de oudvaders die berijmingen van de vertaalde psalmen maakten, dat gold voor Johan de Heer, die z?n liefde voor God op honderden manieren berijmd heeft en dat geldt nog steeds voor de vele christenmuzikanten van onze tijd. ?t Is misschien niet altijd muziek of tekst die ?ns aanspreekt, maar je mag je als wisselgeld best eens afvragen hoe de orgelmuziek of de berijmde psalmen door de jeugd van nu ervaren wordt. ?t Zou me niet verbazen als de afkeer aan beide kanten even groot zal blijken te zijn.
In de tweede plaats zou ook de geschiedenis ons bescheiden moeten maken. Het orgel en de psalmberijmingen zijn er niet altijd geweest en beide in een bepaalde tijd zelfs verafschuwd door gelovigen.
In de derde plaats moeten we ook bedenken dat muziek voor jongeren nog nooit zo belangrijk geweest is als nu. We spreken bij hen zelfs van een muziekidentiteit. Je muziekvoorkeur bepaalt daarmee voor een deel wie je vrienden zijn (of juist niet zijn). Dat hebben wij in onze jeugd niet op die manier meegemaakt. Hooguit was je fan van The Beatles of The Stones, maar dat had verder nauwelijks consequenties voor wie je was en met wie je omging.
Is muziek en zang voor ons nu een probleem, een uitdaging, een samenbindende factor of nog weer iets anders? Waar de keus ook op valt, muziek en zang hebben ook in de kerk recht op aandacht. Vandaar een startnummer waarin deze onderwerpen centraal staan. Soli Deo Gloria!

Hoogeveen                                   
Jan van Amerongen