Onze samenleving maakt zich sterk voor waarden die haaks staan op het evangelie. Zij wil zelfs dat christelijke organisaties die waarden erkennen. Soms staan we in deze wereld voor een keuze: schikken in een algemeen beleid of weerstand bieden. Dat geeft zorg. Maar wat vanuit de samenleving op ons afkomt, kan ook een proces van loutering zijn.

Druk op christelijke organisaties en individuele christenen in onze westerse samenleving is zorgwekkend. Toch moeten we die druk niet overdrijven. Een zekere relativering is op zijn plaats. In de eerste plaats stelt die druk weinig voor in vergelijking met wat onze vervolgde broeders en zusters moeten meemaken. Verder is een aantal van de voorbeelden die in het eerste artikel genoemd zijn niet specifiek gericht tegen het christelijk geloof. Denk aan de nieuwe gedragscode van de politie. Die code heeft betrekking op allerlei elementen van het uiterlijk van een politieagent. In de derde plaats biedt de Here ons nog vele mogelijkheden voor de verkondiging van het evangelie en de beleving van het geloof. Ten slotte hoort de druk vanuit de samenleving bij het christen-zijn. Jezus zei tegen zijn discipelen dat zij verdrukking zouden lijden. Er is in de geschiedenis van de kerk veel verdrukking geweest. Hoezo spreken wij dan van een toenemende druk?

Daarom moeten we niet overdrijven. Toch is die druk wel aanwezig. Wij ervaren dat om ons heen. Denk ook aan de jongeren die opgroeien in een omgeving waarin mensen afkerig zijn van het christelijk geloof. We voelen de druk op christelijke organisaties en individuele christenen niet alleen vanuit de politiek, maar ook vanuit de tijdgeest. Deze psychische en geestelijke druk merkt ook de kerk wanneer zij in het publieke domein vanuit het evangelie een kritisch geluid wil laten horen.

Nuchterheid
In deze situatie is nuchterheid nodig. We moeten de dingen in de juiste proporties zien en niet vervallen in een paniekreactie. Laten we zien waar het grootste gevaar vandaan komt. Slapheid, lauwheid en laksheid in het geloof zijn een dodelijker vergif dan de druk die de samenleving uitoefent op christelijke organisaties en individuele christenen. Onze tegenstander komt het liefst stilletjes en ongemerkt onze levenssfeer binnen. Op kousenvoeten, zo gezegd. Zou de schraalheid van ons geloof niet ons grootste probleem zijn?
Verder is steun voor christelijke organisaties blijvend nodig. Laten we onze verantwoordelijkheid in dat opzicht verstaan en deze organisaties waar mogelijk steunen. Wanneer de identiteit van een organisatie onder druk staat, is een verdediging van die identiteit zeker op zijn plaats. De Stichting Onze Weg heeft afgezien van een gang naar de rechter. Daarvoor heeft ze goede argumenten aangevoerd. Maar dat sluit niet uit dat een andere organisatie op een ander punt andere keuzes maken en kiest voor een publieke verdediging van haar identiteit. Een voorbeeld daarvan is de SGP die tegen een rechterlijke uitspraak een hoger beroep heeft ingesteld.
Bovendien moeten we niet al te kleinzerig zijn. We weten dat er een geestelijke strijd gaande is. Een klaagzang in de strijd brengt weinig goeds. Zelfmedelijden is geen gepaste reactie. Wel zou dat een reactie kunnen zijn wanneer we weinig meer zouden zien dan de macht van Satan. Maar wij mogen door het geloof gelukkig meer zien.
Ten slotte moet onze houding met name bepaald worden door wat het evangelie ons leert. Daarover spreekt bijvoorbeeld de apostel Petrus in zijn eerste brief die gericht is aan christenen op wie een behoorlijke maatschappelijke druk wordt uitgeoefend (1 Pet. 2, 12). Hij spreekt in dat verband niet over de hand van Satan daarin, maar over wat God in die druk en dat lijden doet (1 Pet. 4, 13). Zo spreekt ook onze Heidelbergse Catechismus daarover. Te midden van de moeilijkheden die we op welk terrein ook ervaren, mogen we weten dat we niet aan vreemde machten zijn overgeleverd. God is onze Schepper die trouw blijft aan het werk van zijn handen. Daarom mogen wij ons aan Hem overgeven (1 Pet. 4, 19).

Beproeving
In de moeite om wille van Christus mogen we weten dat de Here ons vasthoudt. Tegelijkertijd mogen we ook meer weten. De genoemde moeite is een teken van het christen-zijn. Wanneer de weg van Christus getekend is door druk en lijden, zou dan de weg van de zijnen daardoor niet getekend zijn? Wie deel heeft aan het lijden van Christus, mag weten dat hij ook deel krijgt aan de openbaring van zijn heerlijkheid bij zijn wederkomst (1 Pet. 4, 13). Daarom kan het ervaren van druk vanuit de samenleving zelfs geluk en blijdschap geven (1 Pet. 4, 14). Dat betekent niet dat we dan maar die druk zouden moeten opzoeken. Wie dat wel doet, laat daarmee merken dat hij het heil zelf wil bewerken. Hij maakt zich dan schuldig aan werkgerechtigheid. Maar wie ongezocht moeite ervaart, mag stellig de troost van de evangelie ontvangen.
Bovendien geeft die moeite om wille van het evangelie zekerheid over het heil. God wil het geloof van de zijnen versterken. Hij wil hun vertrouwen zuiveren zoals het zilver in het vuur wordt gezuiverd. Moeite en druk om wille van het evangelie kunnen een geloofsbeproeving zijn (1 Pet. 4, 12). Deze beproeving is stellig een pijnlijk proces. Petrus spreekt over een vuurgloed. Maar dat proces is wel tot zegen. De zegen ligt hierin dat het geloof kan groeien. Tijdens een bijbelstudie onder asielzoekers werd gevraagd op welke manier de Here het geloof versterkt. Het eerste dat werd genoemd was: lijden om wille van de naam van Christus. Moeite en druk om wille van de naam van Christus horen bij het christen-zijn. De vuurgloed kan verwacht worden, zo houdt Petrus zijn lezers voor. Daarmee overkomt ons niets vreemds.

Teken
Naast het bovengenoemde is druk vanuit de samenleving een teken van de tijd. Het geeft aan dat het einde van alle dingen nabij is (1 Pet. 4, 7). We leven in de tijd vóór Christus' wederkomst. Die wederkomst is het volgende handelen van God dat we kunnen verwachten. Daaraan verbonden komt zijn oordeel. Maar dat oordeel moet ergens beginnen. Petrus verklaart dat het oordeel begint bij het huis van God, de christelijke gemeente. Wanneer de bewoners van het huis merken dat de wind aantrekt, weten zij dat de storm op komst is. Met de storm komt het einde. We leven niet in een tijd waarin we via een langzame vooruitgang op weg gaan naar de volkomen realisering van het koninkrijk van God. Nee, wat we kunnen verwachten is het oordeel. En dat oordeel voelen we aankomen, want het oordeel begint bij het huis van God (1 Pet. 4, 17).
Toch is dat oordeel niet alleen een reden tot zorg, maar ook tot blijdschap. Aan dat oordeel is geluk verbonden. Wie om de naam van Christus smaad lijdt, is zalig en gelukkig (1 Pet. 4, 14). Het geheim daarvan ligt in de aanwezigheid van de Heilige Geest. Hij geeft troost en kracht. Petrus duidt de Geest met een bijzondere naam aan: de Geest van de heerlijkheid. Daarmee is gezegd dat de Geest van God iets van de lichtglans en luister van God over het leven van zijn kinderen laat stralen te midden van de druk vanuit de samenleving: wat onze weg ook zal zijn, we mogen in Christus weten dat de wolk van Gods lichtglans ons voorgaat.

Feanwâlden                                    
D. J. Steensma