In het vorige artikel over mijn eindscriptie stond ik stil bij de zendingsgemeenten van de CGK en de problematiek rondom de bediening van het avondmaal in deze gemeenten. In dit slotgedeelte gaat het over de vragen rondom de doop, die uit deze jonge zustergemeenten opkomen. Daarnaast bespreek ik kort een ‘nieuwe’ vorm van zegenen, die verband houdt met de doop.
Er zijn twee belangrijke zaken waar men in zendingsgemeenten voor komt te staan als het gaat over de doop. Dit hangt onder andere samen met de bekering van nieuwe gelovigen en met het multi-christelijke karakter van deze gemeenten. Dit laatste heb ik in het vorige artikel al even genoemd.
Bekering
Het eerste probleem wat vragen met zich mee brengt heeft te maken met mensen die tot bekering komen. Dat is toch absoluut niet problematisch! Het is juist ontzettend mooi en iets om dankbaar voor te zijn. Dat is het zeker, want een zendingsgemeente is toch duidelijk met dat doel gesticht! Wat is dan het probleem? Er zijn broeders en zusters die tot geloof in Jezus Christus komen en graag gedoopt willen worden. Het probleem is dat zij als baby al gedoopt zijn. Daarna hebben ze de kerk verlaten, maar zijn nu werkelijk tot geloof gekomen. Zij zien de doop als teken van die bekering en als een nieuw begin met God.
In de CGK belijden we echter dat één doop genoeg is. De evangelisten en predikanten van deze gemeenten kunnen daarom op zo’n verzoek niet ingaan. Zij wijzen wel op Gods trouw, dat Hij de beloften die Hij bij de doop van deze bekeerling trouw is gebleven en dat Hij zijn verbondskind niet heeft losgelaten. Op die manier kan deze persoon terugkijken op zijn ‘baby’-doop als het teken van zijn bekering.
Het komt wel voor dat deze mensen zich alsnog ergens anders laten dopen. Dit roept vragen op. Hoe moet men dan met leden die daarvoor kiezen omgaan? Het lijkt mij boven alles aanbevelingswaardig om de pastorale lijn aan te houden. Of men zo iemand onder de tucht moet zetten of moet afhouden van het avondmaal naar de artikelen 71 tot en met 76 van de Kerkorde, hangt volgens mij geheel van de situatie af. Door met elkaar te praten en te bidden, kom je geloof ik veel verder.
Kinderdoop?
Het tweede probleem heeft meer te maken met het multi-christelijke karakter van een aantal zendingsgemeenten. Er zijn bijvoorbeeld leden met een baptistenachtergrond, die hun kinderen liever niet laten dopen. Zij menen dat de Bijbel leert dat men alleen mensen kan dopen als die zich werkelijk bekeerd hebben. Het hangt dus ergens wel samen met het bovenstaande. Men zou dit ook wel de ‘eeuwige strijd over de doop’ kunnen noemen. Gereformeerden, Luthersen en Katholieken met hun kinderdoop en Evangelischen, Baptisten en christenen uit de Pinksterkerk met hun volwassendoop. In mijn scriptie heb ik de discussie daarover geprobeerd te vermijden en me geconcentreerd op de vraag: hoe gaan we hier mee om als het zich voordoet in de CGK zendingsgemeenten?
Ouders die hun kinderen niet willen laten dopen zou men in de zendingsgemeenten een plaats kunnen geven. Om tegen hen te zeggen, zoek maar een andere gemeente waar men alleen volwassenen doopt, is in mijn optiek niet pastoraal en gaat ook tegen het open karakter en de eenheid van de kerk van Christus in. Het is echter wel de vraag of deze ouders leidinggevende taken op zich kunnen nemen binnen de gemeente, omdat zij niet volledig instemmen met de leer van de CGK en deze dan ook niet volledig aan de gemeente kunnen leren wanneer zij bijvoorbeeld ambtsdragers zouden worden. Het is aan de kerkenraden en leiderschapsteams van de verschillende zendingsgemeenten om zich op deze vraag te bezinnen. Daarnaast is Bijbels onderwijs over de doop essentieel voor de gemeente met een gereformeerde identiteit. Men kan als CGK kerk deze identiteit en de afspraken die er binnen het kerkverband zijn gemaakt niet zomaar aan de kant zetten. Er zijn ouders geweest die hun kinderen in eerste instantie niet wilden dopen, maar door het zien van de doop van een kindje door middel van onderdompeling, en door het horen van de woorden die daarbij klonken, naar de evangelist kwamen en zeiden: “Ik zou graag willen dat u mijn kind alsnog doopt.” Anderen erkenden deze kinderdoop door te zeggen: “Dit is toch een echte doop!”
Gezinszegen
Mijn scriptie ging niet alleen over de bediening van de sacramenten in de jonge zendingsgemeenten, maar het ging ook over rituelen of andere tekenen naast die sacramenten. Ritueel is een ‘samenstel van symboolhandeling van woorden, tekens en beelden’. Eén van die rituelen die een plaats heeft gekregen in een aantal zendingsgemeenten is de gezinszegen.
De gezinszegen heeft een plaats gekregen in de gemeente toen bleek dat er ouders waren die hun kinderen niet of nog niet wilden laten dopen. De leiderschapsteams besloten om tijdens de doopdiensten ieder gezin met een pasgeboren baby een zegen mee te geven en/of om daar voor te bidden. Na deze zegen blijven de ouders die hun kinderen willen laten dopen staan en de ouders die dat niet willen gaan weer zitten.
Ik heb in de scriptie aangeraden dat de kerkenraden bij de uitvoering van dit ritueel erop toezien dat deze gezinszegen niet de suggestie wekt van het opdragen van kinderen. Dit kan tot gevolg hebben dat ouders in navolging van ouders die hun kinderen niet laten dopen, ervoor kiezen de gezinszegen te ontvangen en zo de doop van hun kinderen uit stellen. Het is daarom aan te bevelen duidelijk te maken dat de gezinszegen een uiterlijke gestalte is van de dank- en voorbede voor pasgeboren kinderen en dat het inhoudelijk de kinderdoop niet kan vervangen.
Ter afronding
Ik zou deze miniserie over mijn Masterscriptie Missiologie/Evangelistiek willen afsluiten met het volgende. De adviezen die ik in dit en het vorige artikel gegeven heb, hoeven niet voor elke zendingsgemeente te werken. Per gemeente en per vraag of probleem moet gekeken worden wat het meest tot opbouw en zegen is van de gelovige en de plaatselijke gemeente. Wellicht komt de problematiek rondom het Avondmaal en de Doop u wel bekend voor en is het niet alleen iets dat speelt in de zendingsgemeenten. Daarom geloof ik, dat een samenwerking in het verdere onderzoek naar en het gesprek over de problemen en vragen waarmee zendingsgemeenten te kampen hebben tussen de oudere CGK’s, de jonge CGK zendingsgemeenten, deputaten evangelisatie en de TUA, de opbouw, eenheid en de missionaire opdracht van de kerken ten goede komt.
Goes
Ganpat Berrevoets
Ganpat Berrevoets studeerde aan de TUA Apeldoorn. Zijn masterscriptie ging over viering heilig avondmaal en doopsbediening in een zendingsgemeente. Werkt o.a. als catecheet in de CGK Apeldoorn-Centrum.