Van september tot en maart hebben veel personen aan de vormingscursus deelgenomen. Om de drie weken kwamen de deelnemers op zaterdagochtend bijeen in Drachten om bijgeschoold te worden over diverse onderwerpen. De komende tijd zullen er in ons kerkblad korte weergaven gegeven worden van de behandelde onderwerpen. Vandaag de tweede bijdrage van professor Maris.

In het dispensationalisme leeft, terecht, de overtuiging dat de Bijbel letterlijk genomen moet worden.  De willekeur van een allegorische Bijbeluitleg wijzen we af. Men moet niet willen lezen wat er niet staat. Natuurlijk zien ook zij wel, dat sommige passages bedoeld zijn als beeldspraak, of symbolisch, maar dat is dan in de tekst zelf duidelijk.

Echter, ook met het  schema van de dispensaties kan men als met een soort toverdoos Bijbelgedeelten iets laten zeggen dat er bij normale lezing nooit in gevonden wordt. Ik noemde al 2 Timoteüs 2:15 waar Timoteüs de opdracht krijgt het Woord van God recht te snijden. In plaats van het in stukken verdelen van het Woord wat men er van maakt, gaat het er Paulus slechts om dat aan het woord van God recht gedaan moet worden. De NBV vertaalt (een beetje vrij, maar toch haarscherp): verkondig regelrecht de waarheid.

Ook het Onze Vader wordt zo uiteen gesneden. Heel ‘verrassend’ worden de verschillende beden aan verschillende bedelingen gekoppeld.

Veel profetieën worden als spoorboekje naar de toekomst uitgelegd. In Ezechiël 40-48, een visioen over een nieuwe tempel, wordt een aparte priesterstand uit het geslacht van Zadok (40:45v; 44:15) voorzien; er worden weer offers gebracht (40:39; 43:18v). God komt in de tempel (43:1-5) en een doorwaadbare rivier stroomt uit de tempel, etc. Dat is de tempel van de toekomst. En, let wel, dat vindt plaats in het millennium. Heel letterlijk.  Typerend dat de uitleg los staat van het Nieuwe Testament, en van Christus. Het scheuren van het voorhangsel in de tempel hoort blijkbaar bij een ander ‘segment’. Men ziet de eenheid van de Bijbel niet. En waarom zou dit slaan op ‘het 1000-jarig rijk’?

Net zo worden ook de brieven van de Here Jezus aan de zeven gemeenten in Klein-Azie, in Openbaring 2 en 3, gezien als duiding van tijdperken in de kerkgeschiedenis sindsdien. Niet volgens de dispensaties natuurlijk, maar wel op een soortgelijke manier van ‘snijden’.  De ernstige en ook bemoedigende boodschap ervan voor de kerk van alle tijden wordt daarmee feitelijk gerelativeerd.

Het is duidelijk dat van het schema van de bedelingen in feite de vierde tot de zevende het meest relevant zijn voor ons. De eerste drie hebben we als nieuwtestamentische christenen achter ons gelaten. Het is ook duidelijk dat heel veel zich toespitst op de verhouding tussen Israël en de kerk, met grote consequenties voor de toekomstverwachting.

Israël en de kerk

Dispensationalisten  zien een verschillend plan van God met Israël en met de kerk. Israëls toekomst is op aarde;  voor de kerk is de hemelse zaligheid. De kerk ontvangt dat door geloof in het volbrachte werk van Christus; voor Israël blijft de weg van gehoorzaamheid aan de wet. Jezus kwam op aarde voor de stichting van een rijk van 1000 jaar met Israël. Pas toen Israël Hem verwierp werd Hij de Gekruisigde. Het plan voor Gods koninkrijk werd uitgesteld tot Christus’ tweede terugkomst. Had Israël de Messias niet verworpen, dan was het kruis er niet geweest. Dit alles heeft grote gevolgen! Gods Raad, die over alles gaat, je kunt ook zeggen Gods soevereiniteit in zijn beheer over de geschiedenis, wordt feitelijk genegeerd. Dat in het NT duidelijk wordt – in Christus – hoe de belofte aan Abraham, dat in Hem alle geslachten van de aarde gezegend zouden worden, in vervulling is gegaan en gaat, ziet men niet.

God is één

Wat op het spel staat, is de eenheid van de geschiedenis, en van Gods werk in de geschiedenis, maar vooral de diepe overtuiging dat God Zelf één is. De God en Vader van Jezus Christus is Dezelfde die alles geschapen heeft, is de God van Israël, en de God van David en van de profeten.

Gods openbaring is niet van mislukking tot mislukking gegaan! Het OT, en met name de wet, heeft voor de kerk van vandaag niet afgedaan? De Here Jezus heeft als de Messias en Koning voor Israël niet een heel ander programma dan als de Bruidegom van de Kerk. Moeten wij allerlei Bijbelgedeelten overslaan, omdat ze eigenlijk de Bijbel voor een andere categorie mensen zijn? Hoeven gelovige christenen zich niet te bekommeren over de grote verdrukking in het boek Openbaring, omdat de opname van de gemeente dan al geweest is?

Liever dan op allerlei details van de constructies over de toekomst in te gaan, wil ik, om juist het geheel van Gods openbaring in het oog te houden, de bijbelse lijnen zien. Voorop staat dat God Eén is (Deut. 6:4; Ef. 4:5-6). De Schepper van hemel en aarde omspant alle eeuwen in hoge soevereiniteit (vgl. Hand. 15:14-18). God is één in zijn raad (Hand. 2:23; Hebr. 6:17).

De ene openbaring

Het begin van de Bijbel gaat al meteen over ons! God staat aan het begin, en Genesis 1 maakt al duidelijk dat de schepping een geheel is, en geheel van God is. In de ‘moeder van alle beloften’ (Gen. 3:15) worden de eeuwen omspannen. De zonde van de mens heeft God berouwd (Gen. 6:6), maar het woord mislukking past daar niet bij. God houdt juist aan zijn oorspronkelijke plan met mens en schepping vast (Gen. 12:3). Israël is de versmalling van Gods bemoeienis met het oog op de verbreding. Op die manier is de hele geschiedenis heilsgeschiedenis.

Hoe toont het NT dat het hele OT op Christus betrokken is (Luc. 24:27, 32, 45; Hand. 18:28 etc.). Door menselijke zonde en opstandigheid en ongeloof heen is er eenheid in Gods werk. Matteüs, Romeinen, Hebreeën, en het boek Openbaring zijn juist daardoor gestempeld, dat het OT in het NT open gaat!  De uitspraak van Augustinus, dat het NT in het OT verborgen is, en dat het OT in het NT open gaat, geeft die eenheid prachtig aan.

Toch bedelingen!

Wij kennen ook ‘bedelingen’. Het bijbels getuigenis over Gods genadeverbond is echter een belangrijke ‘bril’ om de eenheid van Gods werk in de geschiedenis te zien. De twee bedelingen daarin, het oude en het nieuwe verbond, zijn zeker niet tegengesteld, omdat de eerste zou zijn ‘mislukt’! De twee bedelingen van het ene verbond hangen eerder samen door de begrippen belofte en vervulling dan door een tegenstelling. In Kol. 2:11-12 spreekt Paulus over de besnijdenis. Niet zo dat die ons niets te zeggen heeft, maar door te laten zien, dat wie door geloof en doop aan Christus verbonden zijn, delen in zijn besnijdenis. Daarin zit dus continuïteit en verschil. Het  is een verbond, een geschiedenis, maar vanwege Christus’ offer geldt ons niet meer het bloedige teken van de besnijdenis.

Ook wij hebben met Gods oordeel over de overtreding van Zijn wet te maken, terwijl Israël al aangewezen was op genade (vgl. Ex. 34:6-7!). Duidelijk wordt in 1 Petrus 1:13-19 gewezen op de eis van de wet tot heiligheid als omschrijving van wat door de genade (vs 13) gegeven wordt! De gelovigen zijn vrijgekocht met het kostbare bloed van Christus (vs 19), en worden daarom opgewekt tot een heilig leven. Zo is het dus met wet en evangelie! De wet bestond al nooit zonder het evangelie. En het evangelie laat de wet niet los. Machtig beleid van Gods genade!.

En Israël valt niet buiten het begrip vervulling. En niet buiten de ene Messias. Hoe wezenlijk is de eenheid van het lichaam van Christus uit Joden en heidenen (Ef 2 en 3)! Dat overigens niet in een vervangingstheologie te hanteren, maar recht doende aan het woordje mede- (Ef. 3:6) en aan het beeld van de olijfboom (Rom. 11:17-24).

Apeldoorn
J.W. Maris

 

Prof. Dr. J.W. Maris is Emeritus hoogleraar aan de TUA Apeldoorn