De tijd waarin Willem van Oranje leefde, laat zich nauwelijks meer vergelijken met de onze. Toch valt zijn naam nog wel eens, vooral wanneer de discussie gaat over het actuele onderwerp tolerantie. Hij was immers een warm pleitbezorger van godsdienstvrijheid. Maar hoe zat het eigenlijk met zijn eigen godsdienst?

Historici hebben over dit onderwerp nogal uiteenlopende opvattingen. De een ziet Oranje als een overtuigde protestant, die de vrijheidsstrijd in de Nederlanden vanuit zijn religieuze opvattingen benaderde. De ander beschouwt hem als een opportunist, die slechts uit was op zo veel mogelijk macht en daarvoor desnoods van godsdienst veranderde. Feit is, dat Willem van Oranje zowel rooms-katholiek, luthers als calvinistisch is geweest.

Jonge jaren

Het begon allemaal op de Dillenburg in het graafschap Nassau in Duitsland, waar hij in 1533 geboren werd. De Reformatie was toen al volop in beweging. Willems ouders sympathiseerden met de nieuwe leer van Maarten Luther en wilden hun kinderen daarin ook opvoeden. Met hun oudste zoon liep het echter aanvankelijk anders. Toen Willem op elfjarige leeftijd het prinsdom Orange van zijn kinderloze neef erfde en daarmee grote invloed zou krijgen in de Nederlanden, moest hij op last van de keizer naar Brussel komen, waar hij aan het hof een katholieke opvoeding kreeg.

Als jonge man in dienst van de Spaanse koning Filips II werd hij legeraanvoerder en stadhouder. Langzamerhand verslechterde hun onderlinge verhouding, vooral vanwege de harde wijze waarop de koning de protestanten vervolgde. Oranje voelde naar eigen zeggen een 'innig, christelijk medelijden' met deze mensen, die met marteling en dood werden gestraft, alleen omdat zij 'volgens de reine leer van het Evangelie willen leven'. Waarom kon de nieuwe godsdienst niet naast de oude bestaan?

 

Calvinisten

Na de Beeldenstorm in 1566 zette de opstand tegen de Spaanse overheersing in de Nederlanden door en kreeg Oranje daarvan steeds meer de leiding. Godsdienstige en politieke motieven liepen daarbij sterk door elkaar, maar dienden feitelijk maar één doel: het tot stand brengen van een vorm van tolerantie voor de beide godsdiensten. Dit doel streefde Oranje met alle krachten na. Helaas kreeg hij weinig steun van de lutherse keurvorsten in Duitsland, op wie hij sterk zijn hoop gevestigd had. Zij waren echter huiverig om zich tegen de Nederlandse overheid te verzetten.

Met de calvinisten lag dit anders. Zij vonden dat wanneer een overheid onchristelijk handelt, verzet gerechtvaardigd is, ook al is die overheid door God over ons gesteld. Zij is immers op haar beurt weer ondergeschikt aan Gods wet. Hoewel Oranje aanvankelijk de calvinisten maar een oproerig volkje vond – vooral vanwege de Beeldenstorm – kreeg hij langzamerhand toch meer respect voor hun optreden en religieuze beleving, vooral toen hij in Frankrijk de Hugenoten een tijd terzijde stond in hun strijd. Van hun kant boden de calvinisten Oranje hun hulp aan, al waren zij niet rijk aan financiële en militaire middelen.

Toen Oranje in 1568 door Filips in staat van beschuldiging werd gesteld wegens rebellie, moest hij de Nederlanden ontvluchten. Hij keerde ontgoocheld terug naar de Dillenburg. Daar kwam in datzelfde jaar een gezantschap van de Nederlandse gereformeerde kerken hem verzoeken om de Nederlanden te hulp te komen. Oranje begon daarop voorbereidingen te treffen voor een militaire actie. Het feit dat Filips al zijn Nederlandse bezittingen confisqueerde en zijn oudste zoon Filips Willem, die in Leuven was achtergebleven, naar Spanje liet ontvoeren, zal hem daarbij extra gemotiveerd hebben.

 

Verantwoording

Oranje heeft zich voor het aangaan van de strijd enkele malen schriftelijk verantwoord in zijn zogenaamde 'propagandageschriften'. Daarin spreekt hij de beschuldiging van rebellie, waaraan slechts eerzucht en ambitie ten grondslag zou liggen, tegen. Uitvoerig wijst hij op de inquisitie en de gruwelijke vervolging, die vanuit een 'onchristelijke en tirannieke hartstocht' op de protestantse bevolking worden gebotvierd. Als doel van zijn gewapende interventie noemt Oranje 'de eer van God, de uitbreiding en planting van Zijn Woord en het herstel van de welstand van het land'. Uit 'christelijk medelijden' moet de tirannie van de Spanjaarden een halt worden toegeroepen. Opvallend is hoezeer hij moeite doet om zijn trouw aan de koning en de kerk te benadrukken, terwijl toch al lang duidelijk is aan welke kant hij staat. Dat geeft aan zijn houding iets dubbelhartigs, hoewel men er vanwege de lastige positie waarin hij verkeerde wel begrip voor kan hebben. Zijn tweeledigheid kwam voort uit diplomatie en was opzet, omdat hij meende alleen zo zijn doel te kunnen bereiken.

De strijd verliep moeizaam en kostte hem bijna het hele familiekapitaal. Drie broers sneuvelen op het slagveld. Mede door toedoen van de Watergeuzen (1572) en omdat de Spaanse troepen aan het muiten sloegen, keerden de omstandigheden voor Oranje en kon hij in 1572 terugkeren. Hij vestigde zich in Antwerpen. De situatie bleef echter wankel. Holland en Zeeland schaarden zich achter de prins, de andere provincies bleven de katholieke godsdienst trouw. Uiteindelijk viel Nederland uiteen in de Unie van Utrecht (het overwegend protestantse noorden) en de Unie van Atrecht (het katholieke zuiden). Oranjes ideaal van godsdienstvrijheid bleek te hoog gegrepen, vooral omdat men elkaar onderling de vrijheid eenvoudigweg niet gunde.

 

Avondmaal

In 1573 heeft Oranje zich openlijk onder de calvinisten geschaard toen hij deelnam aan een avondmaalsviering. Over plaats en datum daaromtrent bestaat geen duidelijkheid. Men vermoedt Dordrecht, omdat de plaatselijke predikant, Bartholdus Wilhelmi, het gebeuren vermeldt in een brief van 23 oktober 1573 aan de Nederlandse vluchtelingengemeente in Londen: de prins van Oranje, 'onse godtsalige stadthouder', heeft met de gemeente het brood gebroken en zich aan de kerkelijke discipline onderworpen, 'hetwelcke niet kleyn te achten en is'. Oranje is nooit een strenge calvinist geworden. Toch was zijn overgang niet louter een overgang pro-forma, getuige zijn uitspraak uit 1577: 'Zo kaal als ik van hoofd ben, zo calvijns ben ik van hart en in dat geloof zal ik sterven'.

In 1580 werd Oranje door Filips II vogelvrij verklaard. Op zijn hoofd werd een beloning gezet van 25.000 dukaten. De laatste jaren van zijn leven waren verre van gemakkelijk. Op 18 maart 1582 pleegde Jean Jaureguy in Antwerpen een mislukte aanslag op zijn leven. Twee maanden later overleed zijn derde echtgenote, Charlotte de Bourbon, die hem ten koste van haar eigen gezondheid verpleegd had. De toestand in de Nederlanden werd zienderogen slechter. Op 22 juli 1583 verliet Oranje Antwerpen en vestigde zich in De Prinsenhof in Delft, waar hij zich veilig waande. Hier loste Balthasar Gerards op 10 juli 1584 in het trappenhuis de bekende schoten die een einde maakten aan zijn leven. Oranjes laatste woorden zijn beroemd geworden: 'Mijn God, Mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk'. Ook hier treffen we weer datzelfde woord aan, dat Oranje in zijn geschriften vaker gebruikte: medelijden. Het hield meer in dan alleen begaan zijn met het lot van anderen. Dit mede-lijden met het volk heeft Oranjes leven bepaald en getekend en werd ingegeven door wat hij van huis uit aan praktisch en verdraagzaam christendom had meegekregen. Dat daarbij soms maar moeilijk uit te maken valt welke motivatie de doorslag gaf, de godsdienstige of de politieke, is een gegeven dat inherent is aan de zestiende-eeuwse situatie. Er lijkt echter weinig reden om aan de oprechtheid van de 'Vader des vaderlands' te twijfelen.

 

Apeldoorn
Christa Boerke

 

Christa Boerke is Kerkhistoricus en medewerker TUA