Hulpverlening: wat betekent dat? Wat gebeurt er als er hulp gegeven wordt? Wie wordt er dan eigenlijk geholpen? En waarmee?

Deze vragen zijn uitermate actueel en belangrijk. Vooral als wij, aan deze noordelijke kant van de aarde, nadenken over wat er gebeurt als wij helpend de handen uit de mouwen steken. Want waarom trekken mensen erop uit om – aan de zuidelijke kant van de aarde – concreet hulp te bieden, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt door jongeren via DJW of op andere manieren.

Natuurlijk, dan spreken we er graag over dat we het doen omdat de liefde van Christus ons ertoe aanzet. We houden één keer per jaar een speciale hulpverleningszondag en de verschillende voorgangers proberen op die zondag in de verkondiging te laten zien dat hulpverlening er echt bij hoort. Bij het christen zijn. Een christen is niet iemand die alleen maar leeft en leven mag van de liefde van God in Christus. Een christen is ook iemand die – door de liefde van God in Christus aangeraakt – probeert de liefde van Christus zichtbaar en tastbaar te maken. Om te helpen wie geen helper heeft (vgl. Psalm 72). Maar juist als we dit zeggen, wil ik de vraag er eens bij leggen: wat gebeurt er eigenlijk, als er geholpen wordt? Wie wordt er eigenlijk geholpen?

 

Mozambique

Laat ik – om duidelijk te maken wat ik bedoel – iets vertellen over onze eigen ervaring, toen Fennie en ik van 1998 tot eind 2004 in Mozambique woonden en werkten. Dat begon allemaal met een concrete hulpvraag uit Mozambique van de jonge kerken die daar waren ontstaan door het werk van Trans World Radio. Die vraag werd, via Trans World Radio, aan onze kerken gesteld: kunnen jullie ons helpen kerk van Jezus Christus te zijn.

Wij (Fennie en ik) werden toen uitgezonden en we gingen aan de slag. Na alle voorbereidingen verhuisden we naar Mocuba in Mozambique; we vormden daar met ds. Alemeida Mala en met ds. José Frederíco Campos een team (InForTeM); we belegden ontmoetingen met kerkleiders en voorgangers; we gaven cursussen, en er ontstond langzamerhand een netwerk van lesgroepen rond plaatselijke docenten. En we merkten de zegen van God! Vele honderden cursisten studeerden en ontvingen vorming en toerusting, die ze telkens weer, tussen de lessen door, in praktijk brachten in hun eigen kerk. Alleen: in de jaren dat we daar waren, kwam de vraag bij mij op: maar wie wordt hier nou eigenlijk geholpen? Wie helpt wie? En die vraag werd gaandeweg de jaren alleen maar sterker.

 

Vastlopen

Dat kwam omdat ik zelf veranderde. We vertrokken in 1998 naar Mozambique met heel duidelijk die vraag van de mensen in Mozambique in onze gedachten: zij wilden leren kerk te zijn van Jezus Christus. En ze vroegen ons hen daarbij te helpen. Ze verwachtten van ons dat we hen op weg zouden kunnen helpen. Maar konden wij dat wel?

Gedurende de jaren dat we daar werkten, merkte ik dat ik wel heel wat geleerd had over de boodschap van de Bijbel, over christen zijn, over kerk zijn, over zonde en genade, over vergeving en verzoening, en over heel wat dingen meer. Maar als ik al die dingen probeerde over te brengen naar de kerken en de mensen in de situatie daar, liep ik vaak op een bepaalde manier vast. Waarom? Omdat ik bij alles wat ik geleerd had – en daardoor dacht te weten – eigenlijk ook een heleboel niet wist.

Ik ging naar Afrika toe om les te geven. Dat dacht ik. En ik heb ook les gegeven. Maar ik heb in Afrika uiteindelijk veel meer geleerd dan dat ik gedoceerd heb. En wat leerde ik dan? De grootste les was dit: ik ontdekte dat wij in het Westen, met al onze ontwikkeling, met al onze vooruitgang en al onze technische mogelijkheden, het leven zo in stukken hebben gedeeld, dat geloven daardoor vooral een zaak van het innerlijk, van het hart geworden is. Het gaat om een persoonlijke geloofsovertuiging.

In Afrika is dat anders. Daar is geloven niet een zaak van alleen het hart maar van heel het leven. In Afrika bestaat het leven niet uit verschillende stukken, maar is het een eenheid. Alles in het leven is op elkaar betrokken, en heeft met elkaar te maken. In Afrika is het leven een geheel. En het geloof spreekt daar – in heel dat leven – door. Omdat je daar – als mens – in heel je leven op God bent aangewezen. Niet alleen maar als het om je hart gaat, om je ziel en zaligheid. Nee, het gaat om je complete bestaan. Voor heel dat bestaan, met alles wat je ervoor nodig hebt, heb je met God te maken. Ben je op God aangewezen. Hoe vaak hebben we daar niet het zinnetje gehoord: ‘als God het wil, zullen we ....’ God hoort in Afrika bij heel het leven. Niet alleen op zondag. Ook op maandag. Ook als je op je akker ...!

In Mozambique leefden de mensen ons de afhankelijkheid van God voor. Wij zagen het. En leerden het zelf ook zo beleven. Dat je God altijd en overal nodig hebt. Het vulde ons leven op een heel duidelijke manier. Heel het leven kwam te staan in het licht van Gods zorg. Want dat deed Hij.

Ik ben blij dat ik dat geleerd heb. Het is een les die ik nooit meer hoop te vergeten. Dat zeg ik, omdat ik merk dat dat zomaar kan. Hier in ons rijke Westen, waar supermarkten uitpuilen en we van de wieg tot het graf alle mogelijke voorzieningen hebben, is het nodig dat we het blijven zien. En dat we daarom heel ons leven, echt en helemaal, op God betrekken. Daar word je niet armer, maar rijker van.

Daarom wie wordt er eigenlijk geholpen, als ik helpend mijn handen uitsteek ...! We helpen elkaar. De helper wordt geholpene. De geholpene helper. En samen mogen we ontdekken dat God zorgt. En mogen we leven van Zijn zorg.

 

Hoogeveen
Jan van 't Spijker