Het verslag van de najaarsvergadering van de classis Zwolle 2015 gaf enige informatie over de visie van de kerkenraad van Lelystad op het geregistreerd partnerschap van een man en een vrouw: 'volgens de wet gelijk aan het huwelijk'. Afgesproken is dat de raad de classis zou dienen met een instructie.

 

Een eerste vraag die je bij zo'n uitspraak moet stellen is: is dit waar? Is het waar dat volgens de wet zo'n partnerschap gelijk is aan het huwelijk? En stel dat er sterke overeenkomsten zijn, moet de kerk altijd meegaan met het oordeel van de wetgever?

Met de Wet geregistreerd partnerschap, die sinds 1 januari 1998 van kracht is, had onze overheid twee doelstellingen. Primair wilde zij mogelijk maken dat twee mensen van gelijk geslacht een verbintenis konden aangaan. Zij zouden dan voor de wet vergelijkbaar zijn met een man en een vrouw die in het huwelijk treden. Tot 2001 maakten vooral paren van gelijk geslacht van de nieuwe mogelijkheid gebruik.

De tweede doelstelling van de wet betrof paren van verschillend geslacht. Als zij hun verbintenis wilden bekrachtigen, maar om welke reden dan ook geen huwelijk wensten, werd een dergelijke bekrachtiging mogelijk. De rechtspositie van de partners onderling lijkt veel op die van gehuwden. Zij gaan een verbintenis aan in gemeenschap van goederen, tenzij zij uitdrukkelijk aangeven dat ze dat niet willen. Als zij willen dat de bezittingen gescheiden blijven, kunnen ze voor hun partnerschap bij een notaris een akte partnerschapsvoorwaarden laten opmaken.

Zij die zich laten registreren kiezen soms ook voor een kerkelijk ceremonieel. Ook is in sommige kerken een inzegening mogelijk. In elk geval moeten ook bij de registratie getuigen aanwezig zijn. Een dag van registratie kan sterk lijken op een huwelijksdag.

 

Homohuwelijk

Na de Wet geregistreerd partnerschap kwam de Wet openstelling huwelijk, in 2001. Omdat de overheid vond dat een geregistreerd partnerschap toch niet voldoende tegemoet kwam aan paren van gelijk geslacht, werd het huwelijk voor hen opengesteld.

Een commissie die deze beide wetten moest evalueren, concludeerde in 2006 dat de Wet geregistreerd partnerschap voor de openstelling van het huwelijk voor paren van gelijk geslacht onmisbaar is geweest. Toen de wet op het partnerschap in de jaren negentig werd voorbereid, kon nog bijna niemand vermoeden dat in 2001 een 'homohuwelijk' mogelijk zou worden. Maar onmiskenbaar heeft ook deze wet daaraan bijgedragen. Het politieke klimaat was daarvoor rijp gemaakt.

Aanvankelijk was er een behoorlijk verschil tussen geregistreerd partnerschap en het huwelijk. De Wet geregistreerd partnerschap wilde de onderlinge relatie tussen twee partners regelen. Zij die samenwoonden konden zo ten opzichte van elkaar enige zekerheid krijgen. Op zichzelf een goede zaak als mensen ook in juridisch opzicht voor elkaar willen zorgen.

Kinderen waren in 1998 in de genoemde wet eigenlijk nog buiten beeld. Als uit het partnerschap van een man en een vrouw een kind werd geboren, was de man volgens de wet niet de vader. Als hij de juridische vader wilde worden, moest hij naar het gemeente- of stadhuis gaan om het kind te 'erkennen'.

Wanneer hij dat niet deed, bleef hij volgens de wet een vreemde voor het kind. Bijvoorbeeld in het erfrecht. Zou het partnerschap stuklopen, dan was direct duidelijk dat de man nauwelijks of geen rechten had bij het regelen van de omgang met hun kind of kinderen.

Maar dat is in de loop van de jaren veranderd. Sinds 1 april 2014  ziet de overheid de man die een geregistreerd partnerschap heeft met de moeder, automatisch als de vader van het kind. Dit geldt althans voor de kinderen die ná de registratie van het partnerschap geboren zijn. Geregistreerde partners hebben altijd het gezamenlijke gezag over kinderen die geboren zijn na de registratie.

 

Verschillen

Met de regeling van het vaderschap zijn echter nog niet alle verschillen tussen een huwelijk en een geregistreerd partnerschap weggestreken. Geregistreerde partners moeten nog maar afwachten of zij in elk land buiten Nederland op erkenning kunnen rekenen. Maar ook als hun registratie daar wel wordt erkend, is hun juridische positie niet altijd zeker.

De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie pleitte in 2014 voor afschaffing van het geregistreerd partnerschap omdat het juridisch gezien nog maar weinig verschilt van een huwelijk. Veel mensen weten niet goed wat zij precies regelen met een geregistreerd partnerschap, aldus de broederschap. Het aandeel van de ongehuwde bevolking dat daar toch voor kiest is betrekkelijk gering ten opzichte van paren die ongehuwd samenwonen en paren die trouwen.

Wel blijven er nog verschillen. Genoemd is al de onzekerheid over partnerschap in het buitenland. Een ander verschil is dat zij die een geregistreerd partnerschap aangaan iets meer vrijheid hebben bij de rituelen rondom het begin van hun partnerschap. Een partnerschap mag worden ingezegend door een geestelijke voordat de voltrekking op het stad- of gemeentehuis plaatsvindt.

Maar er is meer, wat ook zwaarder weegt. Een geregistreerd partnerschap is juridisch gezien minder vast dan in een huwelijk: de partners kunnen scheiden zonder dat daarvoor een rechterlijke uitspraak nodig is. Dit kan zelfs binnen enkele dagen afgewikkeld worden.

Een huwelijk kan alleen door een rechterlijke uitspraak ontbonden worden. Een geregistreerd partnerschap kan ook door een verklaring van wederzijds goedvinden worden ontbonden. Een notaris of advocaat kan zo'n verklaring opmaken.

 

Flitsscheiding

Vóór 1 maart 2009 was er zelfs nóg meer mogelijk. Toen konden gehuwden hun huwelijk laten omzetten in een geregistreerd partnerschap en vervolgens een 'flitsscheiding' tot stand brengen. Vanaf 2001 werd de helft van het aantal geregistreerd partnerschappen gesloten door mensen die getrouwd waren, maar hun huwelijk lieten omzetten in een partnerschap, zodat ze daarna vlot konden scheiden.

Daarvan is de wetgever echter in 2009 teruggekomen. Een flitsscheiding was vanaf toen alleen nog maar mogelijk voor mensen met een geregistreerd partnerschap zonder minderjarige kinderen.

Een dergelijk partnerschap is op dit moment dus geschikt voor mensen die zonder al te veel drukte uiteen willen gaan. Of voor mensen die een afkeer hebben het 'huwelijk' zoals dat in de westerse samenleving gestalte heeft gekregen en die een protest willen laten horen tegen dit instituut. Of die gewoon voldoende hebben aan een zakelijk contract.

Een partnerschap is al met al geen statement voor vastheid van een verbond zoals de Schrift daarover spreekt. De verbintenis tussen man en vrouw wordt in de Bijbel een verbond genoemd. Ook worden het verbond dat God met zijn volk heeft gesloten, en de verbintenis tussen Christus met zijn gemeente, vergeleken met een huwelijk. Als gelovigen dat beseffen, zullen ze zich wel twee keer bedenken voordat zij een contract aangaan dat wettelijk gemakkelijk kan worden ontbonden en bovendien sterk getekend is door de geest van deze seculiere tijd.

Maar wat als er in de gemeente een stel is dat toch een geregistreerd partnerschap is aangegaan? Dan is liefdevol en zorgvuldig pastoraat nodig. Wat zou het mooi zijn als de partners hun relatie zou omzetten in een huwelijk. Want dat is mogelijk.

Dat hoeft dan geen huwelijk te zijn zoals de moderne tijdgeest erover spreekt, met een groot feest waarbij kosten nog moeiten zijn gespaard. Dan kan de dag van de huwelijkssluiting bescheiden worden ingevuld. Maar desondanks kan zo'n dag heel rijk en waardevol zijn als bij beiden de wens leeft dat verbintenis een teken mag zijn van het vaste verbond tussen God en zijn volk. Dat hun huwelijk een symbool is van de band tussen Christus en zijn gemeente, die onverbrekelijk is. Ook al is een geregistreerd partnerschap volgens de wetgever nagenoeg gelijk aan een huwelijk, geestelijk gezien is dat allerminst het geval. De geestelijke atmosfeer waarin de Wet geregistreerd partnerschap is ontstaan, strijdt met het klimaat van het bijbelse spreken over het huwelijksverbond tussen man en vrouw. Laten we ons daar maar aan houden en niet allerlei zaken naar ons toehalen die eerder getuigen van een zakelijk arrangement in de relatiesfeer dan van een eenvoudig schikken in een ordening van onze goede God.

 

 

D. J. Steensma, Feanwâlden