Het Joodse feest Pesach (Pasen), en trouwens ook het Wekenfeest (Pinksteren), vertelt ons dat God met Israël een verbond heeft gesloten. Daarin mogen ook wij als gelovigen uit de volken delen. In Exodus lezen we hoe God zijn volk bevrijdt uit de slavernij van Egypte. Elk jaar wordt door het Joodse volk op Pesach deze bevrijding gevierd. Vijftig dagen na de bevrijding uit Egypte staat Israël aan de voet van de berg Sinaï en ontvangt via Mozes de Wet, de leefregels van het verbond. Het zijn regels die Israël en ons verbinden aan God en aan elkaar (Ex. 24).

 

De vraag kan opkomen of deze geboden en verboden aan Israël en ons niet de geschonken vrijheid ontnemen. Leeft Israël door de gave van de wet niet weer opnieuw in slavernij? Zowel Israël als de volgelingen van Jezus wijzen deze gedachte af. Israël zegt daarvan: het wekenfeest vormt de afsluiting van Pesach, beide feesten vormen een eenheid. De evangelist Johannes bevestigt dit en laat Pasen en Pinksteren zelfs op een dag vallen (Joh.20,19-22).

 

In de Joodse traditie wordt deze eenheid als volgt uitgelegd:

‘Ik ben de Heer uw God.’ Waarom werden de Tien Woorden niet uitgesproken aan het begin van de Tora? Daarover vertelde men een gelijkenis. Waarmee kan dit worden vergeleken? Met een koning die in een stad kwam en aan het volk zei: ‘Mag ik over jullie koning zijn?‘ Maar men zei tot hem: ‘Heeft u dan ooit iets goeds gedaan voor ons, zodat u nu koning over ons mag zijn?’ Wat deed hij toen? Hij bouwde voor hen een stadsmuur, bracht voor hen watervoorzieningen aan, en voerde voor hen de oorlogen. Daarna vroeg hij hen (weer): ‘Mag ik jullie koning zijn?’ En zij antwoordden: ‘Ja, ja!!’ Zo ook God: Hij bracht Israël uit Egypte, deed de zee voor hen uiteengaan, deed voor hen het manna neerdalen, liet voor hen een bron ontspringen, zorgde ervoor dat voor hen kwartels kwamen, en voerde voor hen de oorlog met Amalek. Toen zei Hij tot hen: ‘Zal ik jullie koning zijn?’ En ze antwoordden hem: ‘Ja, ja!’ Rabbi Jehuda voegt daaraan toe: ‘Dit maakt de voortreffelijkheid van Israël duidelijk, want toen zij allen voor de berg Sinaï stonden om de Tora te ontvangen, besloten zij allen (en) ieder voor zich Gods koningschap met vreugde te aanvaarden.

Gekocht en betaald

In bovenstaande gelijkenis wordt verteld dat God met ontferming over Israël bewogen is. Hij wil als een liefdevolle vader Israël uit Egypte gaan bevrijden en tot zijn volk maken. Door Mozes laat God aan de Israëlieten zijn naam, ‘IK BEN’ of ‘Ik zal tot bevrijding bij jullie zijn’, bekendmaken (Ex.3,14).  Hij geeft daarmee aan dat Hij de koning van zijn volk wil zijn. Tegen Farao zegt God dat hij het zijn kostbaarste eigendom gevangenhoudt: ‘Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon’ (Ex. 4,22). Hoe gaat God zijn zoon bevrijden? Hij bevrijdt zijn zoon door hem te ‘lossen’(zie Ruth 3,9), hem los te kopen van Farao. De losprijs die God betaalt is het Paaslam (Ex.12,3). God vraagt Israël het lam te slachten en te eten. Israël doet dit en belijdt daarmee dat niet Farao maar dat de HEERE hun koning is. De apostel Petrus zal later zeggen dat Israël toen en wij nu, niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud zijn vrijgekocht…, maar met kostbaar bloed (1Pet.1,18-19). En aan allen die gaan schuilen achter het op de deurposten gestreken bloed (Ex.3,7) gaat de HEERE in zijn oordeel voorbij. De HEERE bevrijdt! De Israëlieten ‘laten zich daarom allen in de naam van Mozes dopen in de wolk en in de zee’ (1Kor.10,2; vgl. Ex.13,21; 14,2). Israël wordt zo door geloof en doop gered (Mar.16,16).

 

Bevrijd van …

Waarvan wordt Israël en worden wij, die door geloof in Jezus met Israël meetrekken, verlost? Israël wordt bevrijd van de macht van de Farao, de koning van Egypte. Hij heeft als vertegenwoordiger van de zonnegod de tot een volk uitgegroeide zonen van Jakob tot slaven gemaakt. Als we het breder trekken dan moeten we zeggen dat Israël en wij bevrijd worden van de macht van het kwaad, van satan. Het is een macht die over Israël en over ons heerst en ons aan zijn wetten onderwerpt. Bevrijding betekent dat we God, onze koning, gaan dienen. Hij bevrijdt ons van de boze machten en doet ons opstaan uit de dood. Als de apostel Paulus daar later over schrijft grijpt hij terug op Pasen. Hij zegt: Ons Pesachlam, Christus, is geslacht. Christus, onze bevrijder, is nu bepalend voor onze manier van leven. Daarom zegt Paulus vermanend: doe het oude desem of zuurdeeg, het  desem van kwaad en ontucht weg (1Kor. 5,7-8). Paulus geeft vanuit de joodse traditie aan de matses een diepere betekenis. Het zuurdeeg dat brood laat rijzen wordt getypeerd als bederf of zonde. Het is het kwaad dat heel ons leven doortrekt. Paulus zegt heel positief dat we door geloof in Christus van deze macht bevrijd zijn. Tegelijk roept hij ons op om ons niet meer door de kwade machten te laten beheersen.

 

Bevrijd tot …

Israël gaat bevrijd op weg naar het beloofde land. Het heeft een nieuw leven van de HEERE ontvangen. Dat is geweldig mooi, maar Israël komt gelijk voor de vraag te staan hoe de nieuwe levenswandel eruit moet gaan zien. Op welke manier kan het volk gaan leven naar de wil van de HEERE, die nu Koning is? Israël zegt dat dit geopenbaard is aan Mozes op de Berg Sinaï. Daar ontvangt het volk de Tien Woorden en de gehele Tora (Wet), de levensweg waarop het in vrijheid mag wandelen. Hier moeten we goed opletten. De Tora of Wet is niet een levensweg die ons naar de vrijheid voert, maar is de vrijheid zelf. God en zijn Woord vormen een eenheid. God Zelf is de weg, de waarheid en het leven. We mogen op die weg met blijdschap wandelen. Israël viert daarom ook ‘de vreugde der wet’.

Israël heeft onderweg wel ontdekt dat levensvernieuwing tijd vraagt. Vernieuwing van leven is een proces. Het vraagt om verzoening, dagelijkse bekering en leiding. Zo leidt Mozes, op wie de Geest van God rust, Israël door de woestijn. Delen van de Geest, die op Mozes is, worden op de oudsten gelegd die Mozes gaan helpen het volk te leiden. Tegelijk bidt Mozes of heel het volk de Geest van God mag ontvangen om door de Geest geleid, bevrijd te mogen leven (Num.11). De profeet Jeremia voorzegt dat in zijn profetie over het nieuwe verbond, terwijl Joël aankondigt dat God zijn Geest zal uitstorten op alle vlees (zie Hand. 2:17-21). Het is de Geest, zegt Paulus, die ‘de wet in het hart van mensen’ schrijft (2Kor.3,3; vgl. Ez.36,27), namelijk het nieuwe gebod dat Jezus bij zijn afscheid geeft: heb elkaar lief (Joh.13,34; 14,15). De opgestane Christus laat ons door de Heilige Geest in het doen van dit gebod beleven wat echte bevrijding inhoudt: verlossing van kwade machten en dienen in liefde. Wie dat ontdekt heeft zal de vraag uit de gelijkenis ‘Zal Ik jullie koning zijn?’ volmondig beantwoorden met ‘Ja, ja!’

 

Kees van den Boogert, Elburg