De achtergrond van het negende gebod ligt in de rechtspraak. Wie een vals getuigenis sprak over zijn naaste, kon in het oude Israël daarmee soms zelfs beslissen over leven of dood. Maar dit gebod heeft tegelijkertijd betrekking op alle terreinen van het leven. 

 

Steeds moeten we waken voor woorden die niet betrouwbaar zijn en geen houvast bieden. Als we bijvoorbeeld onze naaste een beeld van de werkelijkheid voorspiegelen dat geen recht doet aan de echte werkelijkheid, leggen we een vals getuigenis af. Bijvoorbeeld als we onze naaste voorspiegelen dat alles vrede is, terwijl het de vraag is of er écht vrede (allereerst met God) is gezien zijn levenswijze (Jer.8,11). Als de muur met kalk wordt bepleisterd, moet eerlijk worden gezegd, dat deze geen standhoudt bij stromende regen, hagel en storm (Ez. 13,11). Een echt beeld van de werkelijkheid geeft aan dat God Koning is, en dat ons leven pas tot zijn doel komt in verbondenheid met Hem.

Venijn

De apostel Jakobus wijst erop welke schade de tong kan aanrichten. Ze is – als God het niet verhoedt – een onberekenbaar kwaad. In haar schuilt een dodelijk venijn. En wij weten wat gif uitwerkt. Zo kan ook een enkel woord een enorme impact hebben, tot wanhoop drijven, in verbittering brengen, relaties binnen de familie en zelfs binnen de gemeente van Christus verzieken. 

Jakobus vergelijkt de tong eveneens met een vlammetje dat een bos in brand kan steken. Wij beseffen soms nauwelijks wat die kleine vlammetjes die hier en daar worden ontstoken, uitwerken. 

Uit onszelf hebben we echter geen macht onze tong te beheersen. Niet voor niets vraagt de dichter van Psalm 19 aan de HERE dat de woorden 'van zijn mond' Hem welgevallig zullen zijn. Alleen God kan geven dat we goede woorden spreken, die heilzaam zijn. Alleen Hij maakt bitter water zoet. Toen de Israëlieten water wilden drinken bij Mara was dat water bitter. Maar op bevel van de HERE wierp Mozes een stuk hout in het water waardoor het zoet werd. Zo kan wat onze tong spreekt, alleen maar echt verfrissend zijn door het hout dat God in de wereld heeft geworpen voor onze redding: het hout van Golgotha. Woorden die de naaste teleurstellen en doen afkeren, moeten plaatsmaken voor woorden die bemoedigen en troosten. Cynisme moet ruimte maken voor vreugde, bitterheid voor vertroosting. 

 

Dronken

Niet diegene spreekt de waarheid die feiten over zijn naaste opsomt, maar wel diegene die met zijn woorden zijn naaste beschermt en bewaart. Dietrich Bonhoeffer vertelt over een leerkracht die wist dat de vader van een van zijn leerlingen vaak dronken was. De betreffende leerling had de vorige avond opnieuw moeten meemaken dat zijn vader dronken thuis was gekomen. De leerkracht confronteerde de jongen voor het front van de klas met dat slechte voorbeeld van zijn vader (misschien om de leerlingen te waarschuwen voor een dergelijke levenswandel). 'Hij was gisteren ook weer dronken zeker?' Maar de jongen ontkende. Bonhoeffer: deze jongen kwam op voor zijn vader! En daarom sprak hij de waarheid, en beschermde hem tegen kwaadsprekerij. Want de waarheid zoekt woorden die opbouwen, troosten, bemoedigen en de naaste beschermen. Zoals ook Sifra en Pua deden om de baby's van de Israëlieten te beschermen tegen het geweld van Farao, en wat Rachab deed tegenover de soldaten van de koning die de verspieders van Israël zochten. 

 

Waarheid

Christus heeft gebracht waar het negende gebod over spreekt. Hij is naar deze wereld gekomen om te getuigen voor de waarheid (Joh.18,37). Hij sprak echter niet alleen woorden tot opbouw, die leven geven; Hij is ook de waarheid. Wie in Hem gelooft, is verbonden met Hem, en geeft dan ook zelf gestalte aan die waarheid. Het kan dan niet anders dan dat ons spreken daarmee overeenstemt. De Heidelbergse Catechismus zegt naar aanleiding van het negende gebod dat we tegen niemand een vals getuigenis mogen afleggen en niemands woorden mogen verdraaien. Alle soorten leugen en bedrog moeten we als werken van de duivel afleggen. De Heilige Geest wil dat bewerken, dat we de waarheid liefhebben, daarvoor openlijk uitkomen en de eer en goede naam van onze naaste 

naar vermogen verdedigen. We mogen geen kwaadspreker zijn, geen lasteraar, en niemand licht-vaardig en zonder hem te horen veroordelen.

Op dat veroordelen heeft de Here Jezus ook uitdrukkelijk gewezen. In onze bijbelvertalingen staat dan vaak het woord 'oordelen'. 'Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt.' Maar Jezus bedoelt dan niet dat we geen mening en oordeel mogen hebben over allerlei zaken en over onze naaste. Wat Hij bedoelt is dat we onze naaste niet mogen veroordelen op grond van zijn handelen en spreken, alsof wij zelf de hoogste Rechter zouden zijn. Jezus onderstreept dat we voorzichtig moeten zijn in ons spreken. 'Want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult uzelf geoordeeld worden, en met de maat waarmee u meet, zult u gemeten worden. Wat ziet u de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt u niet?’ (Mat.7,1-3). Jezus vermaant tot behoedzaamheid in ons spreken. Daarbij past ook voorzichtigheid in het weergeven van woorden van de naaste. 

 

Patrick D. Miller, auteur van een mooi boek over de tien geboden, merkt op dat een van de grootste gevaren in de kerk vandaag het gevaar is dat we het standpunt van degene met wie we het oneens zijn niet correct weergeven. Juist ook in de kerk is het noodzakelijk te luisteren naar wat de ander precies zegt en naar wat zijn beweegredenen zijn om de dingen zo te zeggen zoals ze worden gezegd. 

 

D.J. Steensma, Feanwâlden