Eind juni was ik een kleine twee weken in Brazilië voor een conferentie rond het thema van mijn proefschrift: over de missionaire identiteit van de kerk. Ik benutte de gelegenheid om de contacten die ik al langere tijd heb in Brazilië weer eens aan te halen.  

 

Van Hoogeveen naar Castrolanda

Ik was te gast op verschillende adressen, onder andere in Castrolanda. Dat is één van de Nederlandse kolonies in de provincie Paraná van Brazilië.

Dat woord ‘kolonie’ duidt op iets heel anders dan wat wij vroeger onze kolonies noemden: denk aan Suriname of Indonesië, waar Nederland gedurende lange tijd de scepter zwaaide. Het gaat bij de Nederlandse kolonies in Brazilië om agrarische gemeenschappen waar mensen naartoe emigreerden. Ze trokken uit Nederland weg in de moeilijke jaren na de Tweede Wereldoorlog, en ze bouwden een bestaan op in Brazilië onder moeilijke omstandigheden. Daarbij namen ze ook de kerk mee.

 

Vorig jaar herdacht Castrolanda de zeventigjarige geschiedenis, waarbij een gedenkboek werd uitgegeven dat in de titel heel gewoon praat over een geschiedenis van eenheid, geloof en samenwerking (uma história de união, fé e cooperação). Want het geloof en de kerk horen er daar helemaal bij. En dus wordt in dat gedenkboek ook een hoofdstuk gewijd aan het geloof en aan de kerk. De immigranten die terechtkwamen in Castrolanda zagen hun vertrek naar Brazilië als een daad van geloof. Dat begon voor die groep mensen allemaal in Hoogeveen. Daar werd in 1951 de eerste aanzet gegeven in een organisatie onder de naam Coöperatieve Vereniging Groepsemigratie Brazilië. Over een van de eerste pioniers daar in Castrolanda (Rieks Salomons) vertelt het gedenkboek dat hij van dat geloof getuigde:

‘Toen wij in Nederland moesten besluiten of we werkelijk naar Brazilie zouden moeten emigreren, hebben we dat besluit niet in eigen kracht genomen, maar hebben we onze ogen in gebed opwaarts gericht op onze hemelse Vader.’ Het geloof, en dus de kerk, hoorde er helemaal bij. De kerk speelde een centrale rol in heel het gebeuren van de emigratie. In het gedenkboek wordt dat erkend: ‘De kerk was altijd het centrum en het vertrekpunt bij alle handelingen van de immigranten.’

 

Volledige correspondentie

Wij hebben als Christelijke Gereformeerde Kerken een officiële relatie met de Igrejas Evangelicas Reformadas no Brasil (IERB), een niet zo groot gereformeerd kerkgenootschap dat ontstaan is uit onder meer die groep immigranten in Castrolanda. Verder behoren ook de kerken van Carambei en Arapoti bij dit kerkgenootschap. En her en der in de enorme provincie Paraná vind je nog meer gemeenten, geplant vanuit deze van oorsprong Nederlandse kerken.

Gedurende heel wat jaren werkten er Nederlandse dominees in deze gemeenten, waarbij ook verschillende predikanten uit onze CGK te noemen zijn. Banden werden gelegd en die zijn er nog steeds, al zie je dat de IERB meer en meer integreert in de Braziliaanse samenleving. En dat kan ook niet anders, want hoe gaat dat met mensen die zich in andere landen vestigen? De eerste generatie is nog volop Nederlands, maar in volgende generaties zie je dat de grenzen niet meer zo scherp zijn. Er vindt integratie plaats, en meer en meer worden immigranten burgers van het nieuwe land.

In de kerk wordt dat ook zichtbaar. De IERB wil duidelijk in de Nederlandse gereformeerde traditie staan (tradição holandesa). De gereformeerde manier om de Bijbel te lezen wordt gezien als zeer diep en rijk. Maar inmiddels is de IERB wel ook een voluit Braziliaanse kerk, en heeft ze haar plaats in die samenleving. Concreet betekent het dat er hoofdzakelijk in het Portugees gepreekt wordt, en dat er nog af en toe een Nederlandse dienst wordt gehouden. Ik preekte twee keer in het Portugees, en eenmaal in het Nederlands. Bij de Portugese diensten zat de kerk vrijwel helemaal vol; bij de Nederlandse dienst was er slechts een klein aantal mensen aanwezig.

Omdat dat in vrijwel alle kerken zo is, wordt er – in ieder geval momenteel – ook niet meer direct gedacht aan het beroepen van een predikant uit Nederland. Vrijwel alle leden van de kerk, en zeker de leden vanaf de tweede generatie, drukken zich makkelijker uit in het Portugees dan in het Nederlands.

 

Een eigen opleiding

De IERB willen, zoals gezegd, staan in de Nederlandse, gereformeerde traditie. Dat is ook de reden dat ze zich inzetten voor een goede opleiding van hun predikanten. Ze zoeken daarbij bewust aansluiting bij wat er onder andere in Apeldoorn aan de TUA wordt gedoceerd. Dat brachten ze verschillende keren naar voren toen ik er was. En ze wezen daarbij op de volledige correspondentie die er bestaat tussen onze kerken en die van hun. Want, zeiden ze, de CGK zijn de enige kerken in Nederland waar we zo echt mee verbonden zijn. En dan wordt de vraag heel duidelijk: hoe kunnen we, als we zo echt met elkaar verbonden zijn, elkaar nou ook echt helpen.

In het jaarboek staat dat bij volledige correspondentie hoort dat we over en weer elkaars leden en predikanten aanvaarden, en dat we met elkaar corresponderen over zaken die voor beide kerkverbanden van belang zijn, en dat we ook – van tijd tot tijd – elkaars synodes bezoeken en de acta van de synodes uitwisselen.

Ik weet dat ik er niet over ga, maar ik zeg: wat zou het mooi zijn als we elkaar ook over en weer daadwerkelijk zouden helpen en ondersteunen in de praktijk van het kerk zijn. En dan bijvoorbeeld ook met de opleiding. In Apeldoorn is de leus: denken om te dienen. Dat dienen kan heel concreet worden als we broeders en zusters in Brazilië helpen hun bijdrage te leveren aan de opleiding van hun predikanten. Zo kunnen we samen bouwen aan de opbouw van de kerk van Christus.

 

Jan van ’t Spijker, Hoogeveen