Op 21 januari hebt u uw 25-jarig ambtsjubileum gevierd. Wat gaat er door u heen bij zo’n jubileum?

Heet dat niet een ‘Mart-Smeets-vraag’? Twee woorden: verwondering en dankbaarheid. Niet cliché, maar echt. Verwondering dat God mij in Zijn dienst heeft willen nemen terwijl ik mij met Paulus ook een aarden kruikje weet. En dankbaarheid omdat Hij mij, en ook ons samen - in de afgelopen 25 jaren steeds nabij was. Ook in moeilijke jaren.

 

U bent op latere leeftijd predikant geworden. Kunt u iets vertellen over uw leven en dat van uw gezin voor en tijdens de studie in Apeldoorn?

Na de MAVO ben ik al gauw bij de politie gaan werken, in Capelle aan den IJssel. Daar zijn Magda en ik na ons huwelijk in 1980 ook gaan wonen en kerken. We hebben vier lieve kinderen gekregen, drie meiden en een jongen. Inmiddels zijn daar ook ‘aanhang’ en zes kleinkinderen bijgekomen. Daar genieten we erg van. Helemaal nu we sinds ruim een jaar veel dichter bij hen wonen, in Zwartsluis.

 

In de loop van de jaren ’80 ontstond na een periode van geestelijke verdieping het verlangen om de Here met mijn gaven te dienen als predikant. Dat betekende eerst een studieroute van MAVO (pretpakket) naar VWO met klassieke talen. Maar dan zie je wat motivatie doet – onder Gods zegen. Dat kostte mij (naast mijn werk) vijf jaar.

 

In 1991 begon ik mijn studie aan de TUA. Ik was een van de oudste studenten, maar dat ging prima. Op die zes jaren in Apeldoorn kijk ik met heel veel dankbaarheid terug. In 1997 studeerde ik af bij professor Peels.

 

U bent begonnen als kandidaat in Mijdrecht. Hoe zou u uzelf toen typeren als beginnende dominee?

Ik was veertig. Levenservaring had ik. Maar, tegelijk een onervaren dominee die helemaal onder aan de ladder begon. Wat is er toen (en niet alleen toen) afgeworsteld in de studeerkamer! Bovendien gingen we de pastorie in met een opgroeiend gezin. Meer achteraf dan toen heb ik ingezien wat dat van mijn vrouw en onze kinderen heeft gevraagd. Gelukkig liet de gemeente ons wel de ruimte om een ‘gewoon’ gezin te zijn.         

 

U heeft na Mijdrecht nog twee gemeenten gediend: Zwaagwesteinde en Harderwijk. Kunt u daar iets over zeggen?

Het beroep naar Zwaagwesteinde kwam eind 2002. Daar hebben we negen jaar mogen dienen. Ook Magda heeft in die tijd veel voor de gemeente mogen betekenen. Het was een prachtige en ook best enerverende tijd, waarin ik meer betrokken rakte bij het bredere kerkelijke leven via classis, PS en GS.    

Na een aantal beroepen in korte tijd (heel intensief!) kwam in 2012 de roep uit Harderwijk. Ik kon Zwaagwesteinde toen loslaten in het geloof dat de Heere Zijn werk zou voleindigen (Ps. 138).

 

In Harderwijk  heeft u vervroegd emeritaat moeten aanvragen. Hoe is het om tot zo’n besluit te komen?

Heel dubbel. Eind 2014 ging het niet meer. En na re-integratie viel ik opnieuw terug. Om mijzelf, ons samen, en niet het minst de gemeente, heb ik toen vervroegd emeritaat aangevraagd. Moeilijk? Ja en nee. Natuurlijk ken ik vragen als: waarom laat geroepen worden en vroegtijdig moeten stoppen? Maar, ik wist me bovenal gedragen door God, die ‘Zijn ongekende gang gaat in donk’re majesteit (…) Die uit grondeloze diepten licht put, en vreugd’ uit pijn’ (LvdK 447). Daarom is het toch goed zo. In deze uitweg ervaar ik Gods genadige zorg voor Zijn dienaren. Ik ben Hem dankbaar dat ik – nu de druk eraf is – de meeste zondagen nog mag voorgaan in den lande.    

 

U woont nu in Zwartsluis en kerkt in Hasselt. Hoe is het om ‘gewoon’ gemeentelid te zijn?

Eerst zijn we (terug) verhuisd naar Capelle aan den IJssel. Daar was ik dus al ‘gewoon’ gemeentelid, al was ik er vaak niet vanwege preken elders. Best even wennen om niet meer beleidsmatig betrokken te zijn. Eind 2021 zijn we vanwege de afstand dichter bij onze (klein)kinderen in o.a. Zwartsluis gaan wonen. Opnieuw dus als ‘gewoon’ gemeentelid. Al vinden mensen het soms lastig om dat ook zo te zien.    

 

Kunt u de vrijgekomen tijd die u vanwege uw emeritaat heeft, goed gebruiken? De eigenlijke vraag is: wat doet u zoal?

Dat is best divers. Mijn energiepeil moet ik blijven bewaken. Maar hoe fijn om meer tijd te hebben voor Magda en de (klein)kinderen. En voor mijn hobby’s (orgel spelen, zingen, motorrijden).

Ik ben ook gezegend met twee rechterhanden. Fijn als je een eigen huis hebt. Verder doe ik vrijwilligerswerk bij de opvang voor Oekraïners, geef ik belijdeniscatechisatie en preek ik dus nog vaak.  

 

De CGK ziet er nu heel anders uit dan toen u begon 25 jaar geleden. Ziet u toekomst voor de CGK? Zo ja, hoe dan? Zo nee, wat moeten we dan?

Lastige vraag. Als de meningen nu al zo verdeeld zijn, wie ben ik dan om de juiste voorspelling te doen. Het was in de CGK vaak spannend rondom allerlei thema’s. Nu is het dat zeker. Als we toch als CGK samen verder willen, zullen we het ook samen moeten doen. Echt luisteren naar elkaar, en elkaar de ruimte gunnen die verantwoord is. Dat dat een ‘uitdaging’ is, is een understatement. Die ruimte vinden we boven alles bij het kruis van Christus.  Want, anders redden we het sowieso niet. De CGK zijn mij hartelijk lief, maar ze dragen geen eeuwigdurende garantie. Ik hoop en bid dat God mij de ruimte en de energie geeft om in het gehéél van onze kerken Christus te mogen blijven verkondigen.

Jurrian Oosterbroek, Dronten