Dat ingezonden stuk in het Nederlands Dagblad raakte me. De schrijver ervan was moe van al die verschillende vertalingen. ‘Eigenlijk kan een mens in zijn leven maar één vertaling aan’, verzuchtte hij. Een herkenbaar gevoel. Natuurlijk moeten we altijd bezig blijven met het kostbare Woord van God. Ook in vertaal opzicht. Maar al die verschillende vertalingen geven ook een zekere verwarring en ze werken niet echt mee aan de eenheid waar we allemaal zo naar verlangen. Je wilt zo graag allemaal hetzelfde lezen als je met elkaar de Bijbel openslaat. Daar komt bij dat je verknocht raakt aan die kostbare bijbelwoorden. Sommige geschiedenissen en bijbelteksten hebben onder emotionele omstandigheden diepe indruk op ons gemaakt. Ze zijn in onze ziel gekerfd. Het zijn kleinoden geworden. Natuurlijk, als je de Bijbel nauwelijks of alleen maar oppervlakkig leest, dan doet ‘weer een nieuwe vertaling’ weinig pijn. Maar als je elke dag intensief met het Woord leeft, ligt het heel anders.

 

Het tempo

Discussies over bijbelvertalingen moeten wel open en eerlijk gevoerd worden. Heel veel is subjectief. Je kunt niet zomaar je eigen gevoel en ervaring voor iedereen laten gelden. Ik herinner me een krantenartikel waarin een kloosterzuster vertelt over haar liefde voor de Statenvertaling. ‘Het is zo’n vrome taal.’ Verrassend en ontroerend. Maar de meeste mensen leven buiten het klooster en ook nieuwe generaties moeten zich het Woord van God eigen kunnen maken. Dat was toch een speerpunt van de Reformatie: de Bijbel voor het volk. Wat een revolutie was dat. In 1637 verschijnt in onze landen de Statenvertaling. Ook zo’n feest. Dat moet een zelfde soort sensatie geweest zijn zoals we nu zien op het zendingsveld, als er na veel jaren van zwoegen een vertaling wordt gepresenteerd. ‘God spreekt onze taal’, hoor je de mensen dan zeggen. De Statenvertaling heeft een geweldige invloed op het Nederlandse volk gehad, trouwens ook op onze taal.

Inmiddels zijn we vele vertalingen verder. Het tempo ligt hoog. Een mens kan nu zo maar vier vertalingen voor zijn kiezen krijgen en dan hebben we het alleen nog maar over de officiële vertalingen. Al die vertalingen zijn naast een zegen, ook een kleine ramp. Hecht je je nog aan de bijbelwoorden?

 

Uit het hoofd

‘Dat staat er niet’, zegt Trijntje, als ik na het eten uit de Bijbel lees. We lezen de Herziene Statenvertaling. Daarvoor lazen we uit, wat toen genoemd werd, ‘de Nieuwe Vertaling’. Die heb ik denk ik ongeveer vanaf mijn veertiende jaar gebruikt. Een paar jaar later volgde ik een schriftelijke bijbelstudiecursus bij de Navigators. Bijbelmemorisatie was daarvan een geliefd onderdeel. We kregen kaartjes met bijbelgedeelten om uit je hoofd te leren. Heerlijk om het Woord van God op die manier altijd bij je te hebben. Je raakt het niet meer kwijt. Als ik nu bijvoorbeeld psalm 27 lees met de Herziene Statenvertaling voor me, dan lees ik gewoon de NBG van 1951. ‘De Here is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De Here is mijns levens veste, voor wie zou ik vervaard zijn? Toen boosdoeners op mij afkwamen om mijn vlees te eten - mijn tegenstanders en mijn vijanden - zijn zij zelf gestruikeld en gevallen. Al legert zich een leger tegen mij, mijn hart vreest niet; al verheft zich een krijg tegen mij, nochtans blijf ik vertrouwen.’ Niemand merkt het, behalve Trijntje: ‘dat staat er niet’.

 

De Hoogmogende Heren

Mijn geboortedatum is van voor de Nieuwe Vertaling. Dus ben ik opgeroeid met de Statenvertaling. Gefascineerd keek ik als kind naar het schutblad van de Bijbel. ‘Bijbel: Dat is de ganse Heilige Schrift.’ En dan die ‘Hoogmogende Heeren Staten Generaal’. Dat imponeerde wel. Een Bijbel door de Staten-Generaal verordend. Nu zouden we daar denk ik wel wat minder enthousiast over zijn. Stel je voor dat de overheid zich zou bemoeien met de vertaling van de Bijbel. Maar hoe dan ook, de Statenvertaling is een bijzonder document. Een vertaling die meer dan driehonderd jaar door iedereen werd gelezen. Hoge eisen waren er aan de vertalers gesteld. Ze moesten niet alleen kundig zijn, maar ook vroom. Het is een vertaling die nog steeds door velen gekoesterd wordt. Mijn vader was consulent van de Gereformeerde Bijbel Stichting. Gelukkig was hij niet fanatiek. Gelukkig, want hoe dan ook, de Statenvertaling is ook maar een vertaling. Als kind groeide ik op met eerbied voor de Bijbel, het onfeilbare Woord van God. Later ontdekte ik dat de Bijbel vertaald is. Weer wat later besefte ik dat vertalen niet eenvoudig is. ‘Vertalen is verraden’ wordt beweerd. Toch blijft de Statenvertaling voor veel mensen die de grondtaal niet machtig zijn, zoals ik, wel de basis Bijbel. Een vertaling waar je naar teruggrijpt. Dat geldt ook voor de befaamde kanttekeningen.   

Voor mij persoonlijk komt het er op neer dat ik nu aan mijn derde vertaling bezig ben. Een paar nieuwe vertalingen heb ik met gerust geweten overgeslagen. Inmiddels is voor velen de NBV21 gangbaar geworden. Volgens het Bijbelgenootschap de vertaling voor de rest van deze eeuw. Ik hoop het van harte, maar ik houd ook mijn hart vast gezien de vertaalkoorts van de afgelopen tientallen jaren.

 

Bijbelstudie

Gelukkig kun je van de nood een deugd maken. Voor bijbelstudies kunnen verschillende vertalingen verrijkend zijn. In dat geval is het juist behulpzaam als de verschillende deelnemers verschillende vertalingen hanteren. De Bijbel is er om te lezen en om zorgvuldig te bestuderen. De bijbelwoorden moeten in ons hart gegrift worden. Wat een kostbaar bezit is een eigen Bijbeltje. En als het goed is zijn we allemaal vertalers. Vertalers van het Woord naar de praktijk. Het woord moet uitgeleefd worden. Dat is natuurlijk de aller-allerbeste vertaling.

 

Krijn de Jong, Urk