Wie geïnteresseerd is in de geschiedenis van de kerk, komt heel wat informatie op het spoor als het gaat over de vroege kerk en over de kerk vanaf de tijd van de Reformatie. Daar is ook heel wat over te vertellen. Maar, wat gebeurde er allemaal in de periode die inligt tussen die beide periodes? In een paar artikelen wil ik daar wat over schrijven.

 

Eerst een disclaimer

Het eerste wat ik hierbij moet zeggen is dat ik wel uit een geslacht kom waarin de kerkgeschiedenis heel duidelijk zeer veel aandacht kreeg, maar dat ik zelf geen deskundige ben op dit gebied. Mijn vader en grootvader gaven allebei les in de kerkgeschiedenis aan wat nu de Theologische Universiteit is, maar mijn ‘specialisme’ betreft veel meer het missionaire van de kerk. Dus wat in de komende artikelen verteld wordt, komt niet uit de pen van een kerkhistoricus.

Toch raken de kerkgeschiedenis en de zending elkaar heel duidelijk. Dat is zeker het geval geweest in de eerste eeuwen waarin het christendom zich verspreidde over de wereld. In steeds grotere delen van de wereld raakte de kerk thuis, verwierf ze zich een plek in de samenleving en begon ze een rol van betekenis te spelen.
In de boeken waarin dat allemaal beschreven wordt, wordt veel aandacht gegeven aan wat we wel de vroege kerk en de kerk van de eerste eeuwen noemen. Dat is terecht, want in die periode gebeurde er heel veel, ook als het gaat om de ontwikkeling van de leer. Denk maar aan de algemene belijdenisgeschriften die we als kerken erkennen. Die vertellen elk een wezenlijk verhaal: de Apostolische geloofsbelijdenis (oftewel: de Twaalf Artikelen), de belijdenis van Nicea-Constantinopel, en de geloofsbelijdenis van Athanasius. Daarnaast is er te wijzen op verschillende kerkelijke vergaderingen die in die eerste eeuwen gehouden werden, en waar over belangrijke theologische kwesties moest worden nagedacht. Je kunt er heel wat over lezen.

 

De Middeleeuwen – een vage aanduiding

Maar wat is er nu over de kerk en de geschiedenis van de kerk te zeggen als het gaat om de periode die wel wordt aangeduid als de Middeleeuwen?

De Middeleeuwen: alleen deze aanduiding al heeft iets vaags in zich. Want, wanneer begonnen de Middeleeuwen? Ruwweg gaat het om die eeuwen die inliggen tussen wat we de ‘oudheid’ noemen aan de ene kant, en de ‘nieuwe tijd’ aan de andere kant. Dat levert ongeveer de periode van 500 tot 1500 op. Alleen, de overgang van de ene periode naar de andere voltrok zich aan het begin en aan het eind niet op een duidelijk te markeren manier. Er was sprake van langdurige overgangsperioden. Met andere woorden, je kunt niet zeggen: toen, in dat en dat jaar, begonnen de Middeleeuwen, en toen, in dat en dat jaar, waren ze voorbij. Zo ging het niet. Zoals dat ook vandaag de dag niet gebeurt. En dat moeten we gewoon zeggen, ook als het om de Middeleeuwen gaat. Om ons nu even tot de overgang van de ‘oudheid’ naar de Middeleeuwen te beperken: er waren heel wat ontwikkelingen die gewoon verder gingen, terwijl er andere ontwikkelingen stopten. Er was aan de ene kant verbinding met de voorbije tijd, terwijl er aan de andere kant een nieuwe tijd ontstond. Er is continuïteit en discontinuïteit (om wat technische woorden te gebruiken). Of, wat je ook wel leest: een nieuwe cultuur ontkiemt, terwijl een andere aan ontbinding ten onder gaat.

 

De duistere Middeleeuwen – een donkere aanduiding

Daarmee komt een volgend element in zicht. Als het over de Middeleeuwen gaat, kom je ook nogal eens de aanduiding de duistere Middeleeuwen tegen. En dan is de vraag meteen waarom die aanduiding duister gebruikt wordt?

Je kunt zeggen dat dat woord ‘duister’ wijst op het feit dat de geschiedenis van de Middeleeuwen onderbelicht is gebleven. Dat is ook zeker het geval als het om de kerkgeschiedenis gaat. We weten er gewoon veel minder van, en dat heeft gedeeltelijk te maken met het feit dat er theologisch gezien heel veel belang wordt gehecht aan wat er in de vroege kerk, en wat er in de tijd vanaf de Reformatie allemaal gebeurde. Zodat heel wat van wat er in de Middeleeuwen allemaal speelde in het duister blijft. Terwijl er ook toen heel veel vragen aan de orde waren, die wel degelijk van theologisch belang waren en zijn.

Toch heeft het woord duister als het om de Middeleeuwen gaat echter vooral een negatieve klank in zich. De aanduiding wijst op verval. En dat is niet pas een kwalificatie die nadien aan de Middeleeuwen verbonden is. Je komt hem in de Middeleeuwen zelf al tegen, zeker in de laatste eeuwen ervan. Kort na het jaar 1200 is er al iemand, Walter van der Vogelweide, die spreekt over de tijd waarin hij leeft als van een tussentijdse verval-periode. En er zijn er meer geweest die zich zo uitlieten.

Het verbaast dan ook niet dat we ook bij Calvijn deze waardering tegenkomen. Hij signaleerde allerlei misstanden en symptomen van verval, en hij sprak erover hoe diep mensen eeuwenlang ondergedompeld geweest ware in de nacht van dwaling (Institutie 1559). Kortom: het waren duistere Middeleeuwen. Alleen, voor Calvijn betekende dat niet dat wat er allemaal gebeurde zou moeten worden afgeschreven.

 

En dus?

Ja, de kwalificatie is er. Maar met het woord duister is niet alles gezegd over de kerk en de geschiedenis van de kerk in die Middeleeuwen. Er is meer. En het is goed daar kennis van te nemen. In een volgend artikel wil ik daar graag naar kijken. Het zullen slechts hoofdlijnen zijn, omdat de bronnen waaruit we kunnen putten niet groot zijn. Maar die hoofdlijnen zijn wel de moeite waard.

 

Jan van ’t Spijker, Hoogeveen