De geschiedenis van de kerk intrigeert, zeker als het gaat over die periodes waar we weinig van weten. Neem nou de duistere Middeleeuwen. Wat gebeurde er allemaal in die tijd waarover - ook toen al - gezegd werd dat het een tijd van verval was? Maar, zette dat verval al niet eerder in?

 

Verval

Dat verval was er zeker in politieke zin. Het beginpunt van de Middeleeuwen valt ongeveer samen met het einde van het West-Romeinse rijk. We schrijven dan het jaar 476 na Christus.

De neergang van dat West-Romeinse rijk zet in feite in bij de dood van keizer Theodosius I de Grote in het jaar 395. Vanaf dat moment is het voormalige grote Romeinse rijk in twee helften verdeeld, waarbij het Oost-Romeinse rijk blijft bestaan tot de val van Constantinopel in 1453. Dan veroveren de Turken die stad en houdt het Oost-Romeinse rijk op te bestaan.

Het West-Romeinse rijk stevent echter al vanaf het begin van de vijfde eeuw (400) op het einde af. Daarbij spelen de grote volksverhuizingen een belangrijke rol. Die volksverhuizingen worden voor een groot deel op gang gebracht door de uit het Oosten (oost- en centraal-Azië) optrekkende Hunnen, die hele volksstammen voor zich uit drijven. Daaronder zijn onder anderen de Germanen die het Romeinse rijk binnentrekken om zich daar te vestigen, waarbij hun positie steeds sterker wordt. In het midden van de vijfde eeuw maken Germaanse legerleiders in grote gebieden de dienst uit. En daar komen legerleiders van de Hunnen bij die inmiddels grote delen van het West-Romeinse rijk onder de voet hebben gelopen. De naam van de beruchte Attila de Hun hoort hierbij. In 452 valt hij Italië binnen. De overlevering vertelt dat paus Leo I de Grote in een persoonlijke ontmoeting met Attila kan voorkomen dat Rome wordt ingenomen en geplunderd. Maar als generaal Odoaker, die mogelijk opgroeide aan het hof van Attila de Hun, in 476 de laatste keizer (Romulus Augustulus) afzet en zichzelf tot koning van Italië benoemt, komt daarmee een einde aan het West-Romeinse rijk.

 

Begunstigd christendom?

We gaan nog even terug naar keizer Theodosius I de Grote. Hij verheft in 380 het christendom tot officiële godsdienst van het Romeinse rijk. Die beslissing heeft heel diepe sporen in het bestaan van de kerk getrokken. Vanaf dat moment is het christelijk geloof namelijk de enig toegestane godsdienst in het Romeinse rijk.

Wat dat betekende? Daar kun je verschillende dingen bij zeggen.

Allereerst raakt het de positie van de kerk in de samenleving. Tot het moment dat keizer Constantijn de Grote in 313 het edict van Milaan uitvaardigt, en daarmee het christendom officieel recht van bestaan geeft, had de kerk structureel en soms van officiële zijde georganiseerd te lijden onder verdrukking en vervolging. Het was gevaarlijk om christen te zijn. Na het edict van Milaan verandert dat. Je mag nu christen zijn. Maar het gaat nog verder als Theodosius in 380 in het edict van Thessaloniki vastlegt dat iedere burger van het rijk voortaan christen moet zijn. Het is niet langer toegestaan geen christen te zijn. Het heidendom wordt verboden en wie zich niet tot het christendom wil bekeren wordt vogelvrij verklaard. Dat draait de zaak helemaal om. Eindelijk houdt de verdrukking en soms zo gewelddadige vervolging op, en kan de kerk zich in vrijheid ontwikkelen. De kerk gaat een steeds wezenlijker onderdeel uitmaken van de samenleving.

Maar is dat een gunstige ontwikkeling geweest? Natuurlijk: er zijn heel positieve ontwikkelingen te noemen. Die moeten we niet ontkennen, en daar zal ik in de komende artikelen ook over vertellen.

 

Als iedereen christen moet zijn …

Maar er zijn zeker ook negatieve gevolgen geweest. Het is nodig die ook naar voren te halen en ze – eerlijk - te benoemen. Ik noem er twee.
Om te beginnen: wat gebeurt er als alle burgers christen moeten zijn? Of, nog sterker: als je vervolgd kunt worden als je geen christen bent? Dat laat zich raden: iedereen laat zich dan op de een of andere manier als christen ‘inschrijven’ in de kerk om erbij te horen. Als je alleen maar een baan kunt krijgen als je christen bent, dan word je christen, of je het meent of niet. Het maakt niet uit of je echt gelooft wat er in de kerk allemaal gezegd wordt. Je kunt best zeggen dat je dat gelooft.

Ik schrijf dit nu in een paar woorden neer, maar dit is wat precies gebeurde. De kerk liep vol, maar iedereen snapt dat je daarmee niet een kerk vol gelovige mensen krijgt. Er ontstond heel veel naam-christendom. In naam was men christen, maar wat dat betekent voor je hart en je leven, daar ging het niet over.

 

De kerk dient de samenleving

Als de kerk onderdeel gaat uitmaken van de samenleving, gebeurt er - heel vaak - wat met de boodschap van de kerk. Dat zien we ook in die begintijd na Constantijn en helemaal na Theodosius. De kerk komt in een andere verhouding ten opzichte van de samenleving terecht. Aanvankelijk werd tegenover de samenleving beleden dat Christus de enige Koning is voor de christenen. Dat leverde vaak vervolging op. Nu krijgt de kerk echter te maken met de keizer die de kerk begunstigt en een officiële plaats geeft, maar die tegelijkertijd ook van de kerk verwacht dat zij zich loyaal zal opstellen naar hem als keizer en naar de samenleving waarin hij de dienst uitmaakt.

Waar dat toe leidt? Iemand heeft over die tijd eens gezegd: de kerk werd tot een dienaar van de samenleving. Ze moest accepteren en zelfs sanctioneren wat er in de samenleving gebeurde. Dat daardoor de radicale boodschap van het evangelie verschraalde, hoeft ons niet te bevreemden.

 

Een volgende keer gaan we verder.

 

Hoogeveen, Jan van ’t Spijker