In dit derde artikel gaat het over de oproep aan Christus’ gemeente in Hebreeën 12 te blijven volhouden tot het einddoel is bereikt.

 

Jezus is de grondlegger en voltooier van het geloof

In Hebreeën 11 staat dat voor alle gelovigen de beloften in vervulling zullen gaan op de dag van Jezus’ terugkeer. Daarom leven zij als vreemdelingen op aarde, op zoek naar een vaderland. Zij verlangen naar het betere, hemelse vaderland dat zij zullen binnengaan als Christus komt.

Jezus is namelijk de grondlegger en voltooier van het geloof.

 

Volharden met het oog gericht op Jezus

Het behoud van de gelovigen is uitsluitend te danken aan Jezus. Maar het vraagt ook hun uiterste inspanning. Als stimulans wijst de schrijver in 12:1-3 hen op de menigte van geloofsgetuigen, die de goede strijd al hebben gestreden. De Hebreeën worden opgeroepen hun voorbeeld te volgen en alles wat hindert op de geloofsweg weg te werpen. Ze moeten daarbij het oog gericht houden op Jezus. In plaats van de vreugde die Hij bezat, volhardde Jezus onder het kruis en nam de schande op zich. (Zo vertaal ik 12:2b, omdat de auteur het woord ‘anti’ gebruikt). Daarna mocht Hij als de volmaakte Koning-Hogepriester rechts naast God gaan zitten.     

Jezus’ volharding onder het kruis onderstreept de aansporing dat de lezers moeten volharden in hun geloofsstrijd. In 12:3 wordt nog een keer verwezen naar zijn volharding bij alle tegenkanting. Zien in geloof op zijn volharding moet hun kracht geven ook te volharden. 

 

U bent genaderd tot God

Hebreeën 12:18-24 geeft aandacht aan Gods openbaring bij twee bergen: Sinaï en Sion. Bij de Sinaï openbaart God zich in huiveringwekkende majesteit. Het volk vond Gods spreken onverdraaglijk. Zelfs Mozes beefde van angst. Daarin blijkt de grote afstand tot God. 

Maar de gemeente is genaderd tot Sion, de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizenden engelen. De hemelse hofhouding is in vreugde bijeen om God en zijn Zoon te aanbidden. De climax zal worden bereikt bij de wederkomst.

De gemeente is ook genaderd tot ‘de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn’. Dat zijn de gelovigen in de hemel en op aarde. Zij allen zijn één met de Eerstgeborene, de Zoon van God. Daarom is hun positie in de hemel, tussen de aanbiddende engelen en God. Als hemelburgers zien zij vol verwachting uit naar de komst van hun Redder. Dan zal door Hem hun zaligheid volle werkelijkheid worden.

In het centrum van het hemelse Jeruzalem zetelt God, de Rechter over allen. Op de grote dag zal God recht doen. Dat is een bemoediging voor de gelovigen. Al Gods en hun vijanden zullen vergaan. Maar het is ook een waarschuwing, omdat zij eveneens rekenschap zullen moeten afleggen aan God.

Jullie zijn ook genaderd tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen. Weliswaar komt de volmaaktheid pas als Jezus komt. Maar alle gelovigen zijn door de vergeving van zonden al volmaakt gered. Hun volmaaktheid wordt groter als zij ontslapen. De totale volmaaktheid ontvangen zij bij de wederkomst.

De schets over Sion bereikt in 11:24 haar climax. U bent genaderd tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus. Hij is de unieke Hogepriester die zichzelf heeft geofferd om alle gelovigen het heil van het verbond te schenken. Dat houdt ook in dat Hij hun voorspraak is bij de hemelse Rechter. Door Hem zijn zij verzekerd van de ongestoorde eeuwige gemeenschap met God.

Zij zijn ook genaderd ‘tot het bloed van de besprenging dat van betere dingen spreekt dan dat van Abel’. Bij de inwijding van het eerste verbond en op de Grote Verzoendag was er ook sprake van bloedbesprenkeling. Maar Jezus' bloedbesprenkeling heeft een kwalitatieve meerwaarde: de sluiting van het nieuwe verbond en de zuivering van de zonden. Door zijn bloed is er voor de zijnen een nieuwe, altijd blijvende relatie met God.

Uit Genesis 4:10 blijkt dat het bloed van Abel van de aardbodem roept tot God. Het is een blijvende roepstem om vergelding, net als het bloed van de martelaren. Zo spreekt het bloed van Abel tot de dag dat God recht zal spreken.   

Het bloed van Jezus spreekt echter niet van vergelding, maar van vergeving. Door zijn volmaakte zoenoffer heeft Jezus het nieuwe verbond ingewijd. Zijn bloed spreekt van de overwinning op zonde en dood en is voor al de zijnen de voorspraak bij God. Het is de waarborg van de voorrechten van het verbond. Daarom hoeven zij gegarandeerd het oordeel van de hemelse Rechter niet te vrezen. Tot het betere waarvan Jezus’ bloed spreekt, hoort ook het wonen in het hemelse Jeruzalem. Daar is Jezus, het geslachte Lam present. Hij ontvangt van haar inwoners alle eer. Daarom spreekt zijn bloed van betere dingen. 

 

Vurige aansporing om God te blijven dienen

In 12:25-29 klinkt een oproep Gods spreken ernstig te nemen. De God van het oude verbond is dezelfde als de God van het nieuwe verbond. Hij begon zijn reddingsplan voor Israël en brengt het door Jezus Christus tot een zegevierend einde. Hij is een God van liefde en genade, maar Hij is ook een verterend vuur. In het eindoordeel zullen al zijn vijanden omkomen door het vuur van zijn toorn. Maar als de lezers zouden vergeten wat zij door Christus hebben ontvangen, zullen ook zij getroffen worden door het verterend vuur van Gods toorn. Met deze scherpe woorden prikkelt de auteur hen vol te houden.

 Bovendien wijst hij hen op de complete komende verandering van al het geschapene. Het wankelbare zal worden vervangen door Gods onwankelbare Koninkrijk. Dat ontvangen de gelovigen om God in dankbaarheid te dienen zoals Hij het graag wil, met ontzag en eerbied. Dat kunnen ze alleen als ze zien op Jezus, de grondlegger en voltooier van hun geloof.

 

D. Visser, Amersfoort