De kranten staan altijd weer vol met berichten over nood en ellende in de wereld: lijden en dood in gebieden waar oorlog is, honger in grote delen van Afrika, vluchtelingen in gammele bootjes op de Middellandse Zee, en noem het allemaal maar op. Hoe kijkt God daar tegenaan?

 

Waarom die vraag hoe God er tegenaan kijkt? Omdat de Bijbel laat zien dat Hij Zijn gedachten heeft over hoe het leven op aarde zou moeten zijn. Hij schiep alles in een bepaalde orde. In een situatie van vrede (de echte Bijbelse sjaloom). Daarom alleen al is duidelijk dat het voor Hem die alles uitgedacht heeft, ronduit verschrikkelijk moet zijn om aan te zien hoe het er vandaag de dag op aarde aan toe gaat.

 

Nood die aanklaagt

De Bijbel maakt duidelijk dat nood niet bij het leven hoort. Door de zonde is het er gekomen, en hebben we er dagelijks mee te maken. Maar Gods bedoeling was - en is - anders. Dat zien we heel scherp bij Jezus. Hij werd door de Vader gezonden om Gods Koninkrijk aan te kondigen en het te laten doorbreken, op weg naar het moment dat alle kwaad voorgoed gebroken zal zijn en alles nieuw zal zijn. Bij Jezus’ wederkomst zal er geen onrecht meer zijn, geen honger, geen lijden, geen dood, geen …

Daarom zit er in de nood die in de wereld is altijd iets van een aanklacht. Nood gaat tegen Gods wil in. Hij gaf en geeft aan zijn volk de goede geboden en verboden die functioneren als bescherming van het leven. Gods geboden maken zichtbaar: dit is hoe God het wil, of juist niet wil. Maar wat kan het leven uit dat goede spoor lopen. Waarbij het opmerkelijk is dat God soms ingrijpt om dat ook duidelijk te maken.

 

Schrijnende – onschuldige - nood

Een voorbeeld daarvan vinden we in de geschiedenis die in 2 Koningen 4: 1-7 verteld wordt over een weduwe van een profeet. Zij wordt op een bijzondere manier geholpen als, op aanwijzen van Elisa, alle pannen en kruiken die ze maar vinden kan, gevuld worden met olie. Die kan ze verkopen om daarmee haar schulden te betalen.

Intussen worden er echter verschillende dingen duidelijk als je wat scherper kijkt naar deze geschiedenis. Allereerst moet gezegd worden dat deze weduwe buiten haar schuld in de problemen is geraakt. Haar man is gestorven en als gevolg daarvan heeft ze geen inkomsten meer, zodat ze zelf geen enkele mogelijkheid meer heeft zich met haar kinderen overeind te houden.

Ze heeft geld moeten lenen en heeft daardoor schulden gemaakt. Nu is de geldschieter gekomen om zijn geld, maar zij kan niet betalen. De man is echter onverbiddelijk: hij zal haar twee jongens als slaven meenemen om voor hem te werken net zolang tot hij zijn geld eruit heeft. Niks geen pardon. Zaken zijn zaken. Om het lot van de vrouw bekommert hij zich niet.

 

Goddeloos onrecht

Deze geschiedenis geeft een kijkje in de sociale omstandigheden zoals die er kennelijk waren in die dagen in Israël. Het laat zien dat het deze weduwe zo kon vergaan, en dat: te midden van het volk van God. Wat hier gebeurt gaat tegen alles wat God geboden heeft in. De wet van Mozes verbood op een niet mis te verstane manier dat je weduwen en wezen aan het kortste eind liet trekken. Of, dat je ze uit zou buiten. Gods wet zegt klip en klaar dat als zij in hun nood tot de HERE roepen, God zijn toorn zal doen ontbranden (Ex. 22:22-23).

In deze geschiedenis zie je dat dat uitbuiten intussen wél gebeurde: weduwen werden verdrukt, ze werden zomaar uit hun huizen gezet en hun kinderen werden maar al te vaak als slaaf verkocht. Terwijl de HERE zo duidelijk had gezegd dat geen Israë­liet door een volksgenoot tot slaaf mocht worden genomen (zie Lev. 25: 35-42). Het is duidelijk: Gods bedoeling werd met voeten getreden. Zoals hier ook bij deze weduwe.

 

God grijpt in

Zij komt bij Elisa, die in vers 7 nadrukkelijk wordt aangeduid als “man Gods”. Elisa is als profeet de vertegenwoordiger van God. Als mensen met hun nood bij Elisa komen, komen ze in feite bij God. Zo komt deze weduwe via Elisa bij God en doet ze een beroep op Hem. Ze roept tot Hem om recht. Dat zie je niet meteen in de vertalingen die wij gebruiken, maar in het Hebreeuws staat hier een woord dat dat laat zien. Zij kan in de harde samenleving van die dagen op niemand terugvallen, en daarom komt ze bij God. En legt aan Hem haar zaak voor: HERE, grijp toch in, daar heb ik toch recht op? Als U bent wie U zegt te zijn, een vader voor de wezen en een rechter voor de weduwen, help mij dan …! Dat is wat hier gebeurt.

En het gebeurt. De HERE laat haar niet met lege handen staan. Het is alsof Hij zegt: als jij Mij aan­spreekt op wie Ik ben: Redder van mijn kinderen in de nood van hun leven, dan ben Ik er. Kijk, hier is olie. En het begint te stromen, te stromen, te stromen …!

 

Gods protest tegen onrecht

Die stromende olie is niet maar een wonderkunststukje van Elisa. In wat hier gebeurt klinkt een enorm protest door, rechtstreeks uit het hart van God vandaan. Hij kan het niet kan verdra­gen dat het leven van zijn kinderen zo kapot ge­maakt wordt. Moet die weduwe met haar jongens ten onder gaan in onrecht en verdrukking? Nee, zegt de HERE, onder geen beding. Ik kan het niet verdragen dat mijn orde voor het leven zó wordt geschonden. En daarom: hier is olie.

 

Zo kijkt God tegen de nood aan. En als Hij tegen onrecht protesteert, kunnen wij dan de handen in de zakken houden als we om ons heen de nood alleen maar zien toenemen?

 

Jan van ’t Spijker, Hoogeveen