1 Korinthe 12

 

Ik kwam eens deze eigentijdse gelijkenis tegen:

In de kerkbank zaten Neus en Hand te praten. De ochtenddienst was zojuist afgelopen en Hand vertelde Neus dat hij met zijn gezin besloten had om te gaan zoeken naar een andere gemeente.

‘Echt waar, waarom?’, vroeg Neus.

‘Tja’, zei Hand, ‘Ik denk dat deze kerk niet meer heeft wat mevrouw Hand en ik zoeken.’

Neus vroeg: ‘Maar wat zoeken jullie dan in een kerk?’

Hand dacht even na. Hij en zijn vrouw mochten dominee Mond en zijn gezin graag. En de zangers, familie Oor, bedoelden het goed. ‘Nou, we zoeken eigenlijk naar een plek waar de mensen wat meer op ons lijken…’, zei hij uiteindelijk. ‘We hebben geprobeerd vriendschap te sluiten met de familie Benen, maar we hadden geen klik met hen. En we gingen bij de huiskring bij de Tenen, maar die praatten alleen maar over onderwerpen die zij interessant vonden. Daar hadden we geen belangstelling voor. En zo hebben we het bij verschillende groepjes geprobeerd. Maar we vinden geen aansluiting.’

Neus zei: ‘Hm, ik begrijp wat je bedoelt. Wat jammer dat je deze keuze moet maken. Maar je moet maar doen wat goed voor jullie gezin is…’

Mevrouw Hand kwam ook bij het gesprek staan. Ze luisterde, en ondertussen dacht ze aan hun plek binnen de gemeente. Ze hadden vaak samen geklaagd, vaak maar kleine klachtjes hoor. De kringen waren geneigd tot kliekvorming, de muziek was wat gedateerd, de activiteiten werden altijd gepland wanneer zij niet konden, het onderwijs was vaak niet naar hun zin en hun dochter, Pink, kon haar draai niet helemaal vinden bij de jeugdgroep. Het was lastig er de vinger op te leggen, maar ze hadden toch maar besloten dat deze kerk niet meer bij hen paste.

En zo namen ze afscheid van elkaar. De familie Neus en de familie Hand. Meneer Neus dacht nog: ‘Het is jammer dat ze vertrekken, maar ja, zullen we de Handen echt missen? Blijkbaar hadden zij mij ook niet nodig…’

 

Verscheidenheid en eenheid

Het is een voorbeeld. Maar wat is het erg als de situatie zo is. Van twee kanten: dat de ene familie zich niet thuis voelt, alleen gelijkgezinden zoekt. En dat de anderen denken: ach ja, we zullen ze ook niet missen, ze zijn zo anders.

Bovenstaand verhaal doet denken aan 1 Korinthe 12, waar Paulus schrijft over het lichaam. Hij vergelijkt een menselijk lichaam met de christelijke gemeente. Je hebt een mond: mensen die goed kunnen spreken. Je hebt een oor: mensen die goed kunnen luisteren, pastoraal zijn. Er zijn mensen die hun handen en voeten gebruiken om muziek te maken. En er zijn de handen: mensen die heel handig zijn, gereedschap gebruiken, in de CVB.

Elly en Rikkert zongen er eens een liedje over: ik ben de hand en jij de voet, wij zijn allebei nodig. Best eens interessant om na te denken: wat voor soort lichaamsdeel zou ik nou zijn?

In vers 12 benoemt Paulus zowel de diversiteit als de eenheid: Zoals het lichaam één is en veel leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, hoewel het er veel zijn, één lichaam zijn.

De diversiteit toont dat het lichaam verschillende ledematen en organen heeft met verschillende functies, terwijl het lichaam ook een eenheid is: de verschillende leden van het lichaam staan niet op zichzelf, maar staan in verbinding, horen bij elkaar en zijn op elkaar aangewezen.

 

De Gever en de gaven

1 Korinthe 12 spreekt Paulus over de gaven van de Heilige Geest die in de gemeente zichtbaar worden.

Vóórdat Paulus dieper ingaat op die gaven, benadrukt Paulus allereerst Wie de Gever is (vers 4-6). 

Hij zegt: het gaat hier om de Drie-Enige God, Vader, Zoon en Geest. Als we het over de gaven hebben, doen we dat nooit zonder te spreken over de Gever.

Het gaat niet om ons mensen. Maar altijd om degene die dat geeft: de Drie-Enige God!

Na dit gezegd te hebben, somt Paulus verschillende genadegaven op. Dit lijstje is trouwens niet compleet. Ook in bijv. Romeinen 12 en Efeze 4 worden ook andere genadegaven genoemd.

De Geest schenkt de ene gave aan het ene gemeentelid, en de andere gave aan een ander. Het komt dus nooit voor dat één gemeentelid alle gaven bezit! Maar het kan dus óók niet dat je als gemeentelid geen enkele gave bezit!  Iedereen heeft een plaats in het lichaam. En elk lid van het lichaam is onmisbaar. Hoe klein het misschien ook is.

 

Oproep

Dat was een oproep die gedaan moest worden aan de gemeente in Korinthe. Hoe verschillend je ook bent van elkaar: je hebt elkaar nodig! De Korinthiërs hadden hier nog veel in te leren. Er werd op anderen neergekeken. Arme mensen bijvoorbeeld werden achtergesteld.

Daarom zegt Paulus in vers 21: Het oog kan niet zeggen tegen de hand: Ik heb je niet nodig, of het hoofd tegen de voeten: Ik heb jullie niet nodig.

De oproep klinkt om iedereen erbij te betrekken. De gemeenteleden met een belangrijke taak, maar ook zij die een taak hebben die minder op de voorgrond is.

Paulus wijst ons op de leden van ons lichaam die wij als minder eervol beschouwen. De delen van ons lichaam waar wij ons voor kunnen schamen, denk aan onze geslachtsdelen. Ons gezicht, onze handen en benen laten we wel zien. Maar de schaamdelen worden bedekt met kleding. Daar zorgen we met extra aandacht voor.

En zo zou het ook in de gemeente moeten zijn! Zonder een specifieke groep mensen te noemen, zegt Paulus: we moeten extra aandacht en respect en liefde hebben voor de mensen die je op het eerste gezicht minder hoog zou achten.

 

Samen lijden én verblijden

Ik weet niet of je wel eens kiespijn hebt gehad. Dan weet je hoe het voelt. Je hebt dan niet alleen pijn in je kaak, maar eigenlijk voel je het overal! Als één lid lijdt, dan lijden alle leden mee (vs. 26). Je probeert wat afleiding te zoeken, maar je kan je niet concentreren. Als dan de pijnstillers z’n werk doen, slaakt je hele lichaam een zucht van verlichting. Zo is het ook in de gemeente: als er één lid lijdt (pijn, ziekte, verdriet), dan heeft dat effect op de rest van de gemeente. Dan is er medelijden, meeleven, zorg, hulp, voorbede! Een taak voor het hele lichaam.

Omgekeerd geldt hetzelfde: als het oor geniet van muziek, geniet het hele lichaam mee.  Als je mond geniet van lekker eten, geniet je hele lichaam mee. Als een lichaamsdeel wordt gesierd door een mooi kledingstuk of sieraad, dan deelt het hele lichaam in de vreugde. Toegepast op de gemeente: als jongeren belijdenis afleggen van hun geloof, viert de gemeente samen feest. Als iemand een lintje krijgt, danken we samen de Here God. En als iemand slaagt voor z’n examen of een echtpaar een huwelijksjubileum viert, zijn we samen dankbaar!

 

Samen één

En zo komt Paulus uit bij de kern van zijn betoog: vers 27: Samen zijn wij het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk Zijn leden. Dan denk je niet: ik heb jou niet nodig (zoals het verhaal uit de inleiding). En je zegt niet: ik ben beter dan jij. Nee: we zijn verschillend, en dat is soms lastig, maar het is ook goed. Dat houdt elkaar scherp. Dat zorgt uiteindelijk toch voor een stuk balans. Van belang om goed te communiceren en rekening te houden met elkaar!

Zo schakelt de HERE God gewone, normale (ja ook zondige en fouten makende) mensen in om zorg te dragen voor Zijn gemeente. Dat alles mag gebeuren vanuit de grondhouding van 1 Korinthe 13: vanuit geloof, en hoop en liefde, maar bovenal vanuit de liefde.

 

Sjors Bulten, Nieuwe Pekela