Ú hebt mijn nieren geschapen, mij in de schoot van mijn moeder geweven.
Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken, mijn ziel weet dat zeer goed (Psalm 139:13-14).
Deze woorden komen als vanzelf bij mij op als ik denk aan ‘geboortetechnologieën’. Nu bevat het woord ‘geboortetechnologie’ in zichzelf al een tegenstelling. Je wordt immers geboren als gevolg van het leven dat uit Gods hand ontvangen wordt. Hij is de Schepper van leven. Technologieën komen in beeld als het gaat over menselijk handelen.
Uiteraard kan er geen sprake zijn van een geboorte zonder menselijk handelen, zonder (hopelijk liefdevol) seksueel handelen. Maar het leven zélf kunnen we niet maken. Zaad- en eicel kunnen we bij elkaar brengen, maar een kind maken gaat niet lukken. Of kunnen we dat met behulp van technologie wél? Het antwoord is nog steeds ‘nee’. We kunnen leven nog steeds niet maken, al krijgt de maakbaarheid wel een steeds grotere plek in het proces van zwanger worden, zwanger zijn en geboren worden.
Omdat deze artikelen primair gericht zijn op geboortechnologieën en niet op kinderloosheid of de kinderwens, is de insteek voor deze twee artikelen een medisch-technische en niet een pastorale. Ik ga vooral in op de technologische mogelijkheden en de ethische aandachtspunten daarbij.
Levensbeschouwing
Het leven buiten het paradijs is dermate moeilijk dat er allerlei technieken worden ontwikkeld om in de weerbarstigheid van het buitenparadijselijke leven dingen voor elkaar te krijgen. Deze technieken hebben het leven vaak vooruit gebracht; er zijn veel zegeningen aan verbonden. Ondertussen valt het op dat bijbels gezien technologie is opgekomen in de lijn van Kaïn (Gen. 4:17-24). Dat maakt mij alert op de vraag welke gedachten en verlangens er achter de ontwikkeling van een technologie verborgen gaan – Wil ik mijzelf een naam maken (Kaïn) of roep ik de Naam van de Heere aan’? (Gen. 4:17 en 26). Technologie als ‘denken over techniek’ en ‘het ontwikkelen van techniek’ is namelijk nooit neutraal, maar heeft altijd een levensbeschouwelijk moment, ofwel: technologie – ook geboortetechnologie – wordt altijd ontwikkeld vanuit een bepaalde levensbeschouwing – een bepaalde visie op God, mens en wereld. Het is daarom goed de vraag te stellen: waarom ontwikkelen of gebruiken wij geboortetechnologieën?
Zwangerschap
Het gebruik van techniek tijdens zwangerschap en geboorte heeft allereerst te maken met het goed kunnen begeleiden van een zwangerschap. Bloedonderzoek en echo’s zijn gemeengoed geworden. Dat is prima. Toch is techniek ook hier niet neutraal, want door een echo ga je medisch kijken naar een kind. Voordat je het weet kan een mooie zwangerschap worden ‘gezien’ als een medisch risico waarbij het object (kind) wordt onderzocht en beoordeeld. We noemen dat de medicalisering van een zwangerschap. Dat zien we vooral bij de dertien- en twintigwekenecho, die vallen onder prenatale screening: het doel is het opsporen van afwijkingen en minder de zorg voor moeder en kind.
Hoewel deze echo’s niet verplicht zijn, laat bijna geen zwangere vrouw ze aan zich voorbijgaan. Dan is het goed om je te realiseren dat een echo behalve ‘pret’ (zichtbaar maken van het onzichtbare, hart zien kloppen, geslacht constateren, je dankbaar verwonderen over het zich ontwikkelende en gezond lijkende leven) ook andere gevolgen kan hebben. Als er onregelmatigheden worden gezien komen de vervolgvragen en eventuele keuzes. Wat ga je doen als er ernstige afwijkingen blijken te zijn of als er een vermoeden is van Trisomie 21 (Downsyndroom)? De dertienwekenecho is er extra bijgekomen, maar ook de NIPT-test (bloedtest) en de twintigwekenecho kunnen de situatie op scherp zetten en nog meer aandoeningen zichtbaar maken. Er zijn dan nog maar enkele weken te gaan tot de vierentwintigwekengrens, de grens voor abortus in Nederland. Het zou goed zijn dat abortus onder christenen in geen enkele fase van de zwangerschap een optie is. De druk echter van artsen, de angst voor de toekomst met een kind dat beperkingen heeft, waardoor het eigen leven ook beperkingen zal kennen, onderlinge spanningen in de relatie van de ouders – het kan zomaar leiden tot het besluit voor abortus. Het is goed om daarover met elkaar te praten, zelfs als men het als familie of zorgverlener principieel oneens is. Dit onderwerp zou sowieso besproken moeten worden met elkaar als christenen, zodat er ook al over nagedacht is vóórdat de vraag op tafel komt. Ook de consequenties van abortus moeten in beeld komen – zoals bijvoorbeeld de veelvuldig psychische problemen die kunnen ontstaan als het besef doordringt dat ook dit kind door God gegeven was.
Ongewenste kinderloosheid
Technologie inzetten voor het beëindigen van mensenleven is echter niet waar bij geboortetechnologie aan wordt gedacht. Veeleer wordt gedacht aan ongewenste kinderloosheid. Kinderloosheid is vaak een intens verdriet en een groot gemis. Als je graag vader of moeder wilt worden, je vrienden het wel worden en het bij jullie maar niet lukt… De gang naar de huisarts is dan een goede. Onderzoek wordt gedaan naar gezondheid en mogelijkheid van zwanger worden: de cyclus van de vrouw, de zaadproductie en -kwaliteit van de man enzovoorts. Vervolgens wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn om toch zwanger te worden en wat de medische technologieën daarin kunnen betekenen.
Een mogelijke ‘geboortetechnologie’ is IUI (intra uterine inseminatie – vroeger KIE: kunstmatige inseminatie met eigen zaad) waarbij zaad van de eigen man/partner door de arts in de baarmoederholte van de vrouw wordt ingebracht. Daar zijn ethisch geen bezwaren tegen, tenzij je vindt dat bevruchting alleen mag plaatsvinden in de intieme seksuele gemeenschap van een man en een vrouw.
IVF
Tegenwoordig wordt ongeveer een op de dertig kinderen in Nederland via IVF (in vitro fertilisatie – reageerbuisbevruchting) geboren. Dat heeft mede te maken met het gegeven dat het krijgen van kinderen steeds vaker wordt uitgesteld. De gemiddelde leeftijd van het krijgen van een eerste kind ligt boven de dertig jaar – dat is een leeftijd waarop de vruchtbaarheid van de vrouw al terugloopt. Vanaf zesendertig jaar is die vruchtbaarheid significant verminderd. Dus weer op jongere leeftijd kinderen krijgen is al een deel van de oplossing in verband met het benutten van de vruchtbaarheid. Dat is een lastige opmerking omdat de cultuur waarin wij leven dat anders ziet: eerst studeren, geld verdienen en genieten – het liefst van verre reizen – en daarna pas kinderen. Er kan een signaal vanuit gaan als christenen hier andere keuzes maken.
Bij IVF vindt de bevruchting (anders dan bij IUI) niet in het lichaam van de vrouw plaats, maar in een petrischaaltje in het laboratorium. Het zaad is eerst bewerkt en wordt bij een of meerdere eicellen gebracht waarna er een bevruchting kan plaatsvinden. Daartoe moet in de meeste gevallen de vrouw eerst met hormonen behandeld worden om de cyclus en de groei van haar eicellen te stimuleren om ze vervolgens te kunnen oogsten. Dit is een redelijk ingrijpend gebeuren waarbij soms sprake is van overstimulatie wat in sommige gevallen zorgt voor een levensbedreigende situatie. Vaak worden meerdere embryo’s ontwikkeld in het lab waarvan er in principe één in de baarmoeder wordt geplaatst. De overige worden ingevroren voor eventueel later gebruik. Wat het betekent dat de ontwikkeling van een mensenleven wordt gepauzeerd om later weer geactiveerd te worden (er is een casus waarbij de tussenperiode zevenentwintig jaar is) is moeilijk in te schatten, tegennatuurlijk en ethisch problematisch. Als de kinderwens vervuld is, komt de vraag: wat doen we met de restembryo’s? Hier ligt een groot ethisch probleem. Want het gaat om beginnend mensenleven. Is het weggooien ervan een vorm van abortus? Soms worden deze embryo’s ter beschikking gesteld aan de wetenschap, waarna ze alsnog vernietigd worden. Een enkele keer wordt een embryo gedoneerd aan wensouders, wat ethisch ook problematisch is, omdat het kind een donorkind wordt en niet bij zijn (genetische en) biologische ouders zal opgroeien. Wat betekent dat voor het kind?
Volgende keer meer.
Bert-Jan Heusinkveld
Dr. Bert-Jan Heusinkveld is predikant en medisch-ethicus. Hij is directeur van NPV - Zorg voor het leven