Deze zonde wordt ook wel omschreven als luiheid. De woestijnvaders, de eerste christenen bij wie zo’n lijst met zonden werd gevonden, ervoeren haar als de ‘demon van de middag’. ’s Morgens voelden ze zich fit om te bidden en om mensen te ontvangen en goede raad te geven. Maar in de warmte van de middag kwam de inzinking. De concentratie was weg en verleidingen leken onweerstaanbaar.

 

Waar de monniken mee worstelden is herkenbaar: niemand is permanent geconcentreerd en in tijden van ontspanning worden we loom en neemt de innerlijke weerstand af. Toch is het eigenlijke probleem niet dat mensen wel eens lui zijn. Tenslotte kan niemand aldoor productief zijn en daarom moet een mens ook van ophouden weten. Maarten Luther sprak zelfs over ‘godzalig luieren’, en psychologen vertellen ons dat perioden van verveling nuttig zijn en ruimte maken voor nieuwe inspiratie. Het is net als in de natuur: de winterse stilstand maakt nieuwe groei en bloei juist mogelijk. Dat arbeid onderbroken moet worden door rust staat zelfs in een van de Tien Woorden.

 

Als het je niet kan schelen…

Acedia – het Latijnse woord voor deze zonde – werd later meestal met onverschilligheid vertaald en dan krijgen we deze valkuil scherper in beeld. Holocaustoverlevende Elie Wiesel vroeg zich af hoe het kon gebeuren dat zovelen toekeken toen miljoenen Joden werden omgebracht. Van hem is de uitspraak: ‘Het tegenovergestelde van liefde is niet haat, maar onverschilligheid.’ Bij haat is er wel betrokkenheid op de ander, alleen ben je diep gekwetst of teleurgesteld om die ander. Maar bij onverschilligheid kan de ander je eenvoudig niets schelen. Hoe het met hem of haar is laat je niet echt tot je doordringen.

Om werkelijk mens te kunnen zijn naar Gods bedoeling, heb je passies nodig, ambities, idealen. Hoe kun je ooit kinderen opvoeden als je niet zielsveel van ze houdt – je zou het niet vol houden om altijd maar weer klaar te staan. Heerlijk dat er mensen zijn met hart voor jongeren, of voor ouderen, gehandicapten of vluchtelingen. Geweldig dat er mensen zijn met passie voor de natuur, voor dierenwelzijn, voor gezonde voeding, voor kunst of sport, of saamhorigheid in de wijk, of voor wat niet al. Passie, interesse en ambitie zijn een bron van onuitputtelijke energie die ons op de been houdt. 

De zonde van de acedia is dat je een dergelijke passie niet hebt. Inderdaad onverschilligheid, verveling, loomheid. Dat je het niet op kunt brengen om je ergens echt voor in te zetten. Je komt niet verder dan je eigen pleziertjes. Let wel: de zonde zit er niet in dat je genieten kunt van lekker eten of van een mooie reis, maar dat je innerlijk leeg bent, dat je nergens meer naar streeft, zodat op den duur ook de pleziertjes je niet meer kunnen bevredigen.

 

De weg is het doel

De belangrijkste factor in de menselijke ambitie is het verschil tussen het ideaal en de realiteit. Wij zijn geschapen met verlangen naar geluk, naar het volmaakt mooie en goede. Maar de werkelijkheid waarin wij leven is zo anders. Dat maakt ambities en passies gaande. Wat we daarbij van lieverlee ontdekken in dit aardse leven is dat we eigenlijk altijd naar dat volmaakte blijven streven en het nooit helemaal bereiken. Altijd is er weer nieuwe onvolmaaktheid en als wij menen de problemen op een bepaald punt opgelost te hebben, doemen op een ander punt weer nieuwe op.

Precies dát is de reden dat Mozes in Deuteronomium 34, aan het eind van de tocht naar het beloofde land, aan het eind van de Thora, het beloofde land niet binnengaat. Zijn levenstaak eindigt met het uitzicht óp het beloofde land. Verder komt Mozes niet. Je denkt al gauw aan straf. Maar hij wordt in dat hoofdstuk op een stralende manier getekend als ‘de dienaar van de Heer’.  Nooit meer heeft Israël een profeet gekend als Mozes, staat er. Waarom mocht hij dan het beloofde land dan niet in?

Mozes is Gods openbaring aan Israël. Welnu, Gods openbaring gaat over het op-weg-zijn naar de toekomst. Over onze inzet voor het leven naar Gods bedoeling. Verder gaat Gods boodschap niet, en verder komen wij ook niet. En voor alle duidelijkheid: we moeten nu eens ophouden dat beloofde land direct al in te vullen als ‘de hemel’. De volmaaktheidsdroom waarmee wij geschapen zijn is een voluit aardse!

Hier op aarde zijn wij altijd onderweg naar die toekomst. In ons persoonlijk leven: vorming, training, therapie, revalidatie. Maar ook in het bredere leven, zoals bezinning, onderzoek, experiment en ontwikkeling. Altijd zijn er zaken waar wij aan werken moeten. En op de een of andere manier hebben mensen aangevoeld dat dit ‘onderweg zijn’ ook de bedoeling is. Dat het bezit van de zaak het einde van het vermaak is. Of zoals filosofen het zeggen: dat de weg het dóel is.

 

Rijk en verrijkt en ongelukkig

Daarom zijn mensen die alles denken te hebben wat hun hartje begeert, niet te benijden. Hier ligt een groot probleem in onze tijd. We overladen onze kinderen al met speelgoed. Onze seksuele verlangens willen we onmiddellijk bevredigd hebben. We hebben de hele wereld al gezien. En alles wat we verder willen is zo’n beetje te koop. Desnoods laten we medemensen aan de andere kant van de wereld voor een schraal loon voor ons produceren. We willen het zo snel mogelijk hebben. We gunnen ons de tijd niet om te verlangen.

Als we er eens eerlijker op zouden toezien dat de mensen op de arme helft van de wereld het loon ontvangen dat de arbeider waard is (Luc. 10:7)? Als we eens bereid zouden zijn meer te betalen voor ons eten en voor onze kleding en spullen, waardoor we ons minder kunnen permitteren? Dan zou er bij ons meer ruimte komen voor verlangens. In ‘verlangen’ zit het woord ‘lang’, het heeft te maken met wachten en uitzien naar iets moois. En juist dat hebben we zo nodig. Juist dat maakt onze ambities en passies gaande. (wordt vervolgd)