Hoe spreekt de Bijbel over Israël? In het zoeken naar het antwoord op die vraag wordt vaak verwezen naar de brief aan de Romeinen. Daarin schrijft Paulus dat Abraham en zijn nageslacht Gods geliefden zijn. Hun verkiezing en roeping maakt Hij nooit ongedaan. Heel Israël zal worden gered (Rom.11:25-29).
Hieruit wordt dikwijls de conclusie getrokken dat Paulus, in de lijn van de Schriften, met één woord over Israël spreekt. In werkelijkheid spreekt hij echter met twee woorden. Dat blijkt overduidelijk uit het boek dat Huib Wilschut schreef over Israël in de brief aan de Romeinen, met de titel: Met twee woorden spreken. Wilschut is emeritus predikant in de PKN, maar van 1979 tot 2013 was hij dominee in de Gereformeerde kerk vrijgemaakt.
Heel Israël
Met de titel van zijn boek wil Wilschut zeggen dat God Israël heeft uitverkoren tot zijn volk. Hij heeft aan Israël zijn woorden toevertrouwd. Dat is de heilshistorische voorrang van Israël.
Maar heilsordelijk ligt dat anders. Er is in wezen geen verschil tussen Joden en niet-Joden, want allen hebben gezondigd en missen Gods heerlijkheid. Daarom hebben allen evenzeer het geloof in Jezus Christus nodig, de reddende kracht van het evangelie.
De zin ‘heel Israël zal worden gered’ lijkt op het eerste gezicht geen tweeërlei spreken over Israël toe te laten: Israël is Israël. Volgens veel uitleggers wil de apostel hier zeggen dat alle Joden kort voor of na de komst van Jezus tot geloof in de Messias zullen komen, daarna duizend jaar in vrede zullen leven in het beloofde land, met Jeruzalem als de hoofdstad en een Davidische koning op de troon. En dat tot een wereldwijd getuigenis.
Wilschut levert terecht fundamentele kritiek op de visies waarin Paulus’ uitspraak wordt opgevat als een spreken over Israëls bekering. De apostel spreekt namelijk over de redding van heel Israël. Daaraan voorafgaande schrijft hij over het binnengaan van de volheid van de heidenen.
Compleet behoud
Wilschut vat dat ‘binnengaan’ op als het gelovig zich voegen in de christelijke gemeente. Als de volheid van de heidenen dat heeft gedaan, is het eindpunt van de wereldgeschiedenis bereikt.
Volgens mij duidt het ‘binnengaan’ echter op het ingaan in Gods koninkrijk. Dat rijk zal in volmaakte heerlijkheid komen als alle gelovigen zijn toegebracht. Inhoudelijk zie ik trouwens geen verschil met de interpretatie van Wilschut.
Dat ligt anders met de verklaring van het woordje dat aan deze zin voorafgaat. De HSV vertaalt het met ‘zo’, de NBV21 met ‘dan’. Wilschut kiest voor die laatste vertaling. Hij leest: en (pas) dan zal heel Israël worden gered. Gebeurt dat nadat de volheid van de heidenen zal zijn binnengaan? Is de redding dus eerst voor de niet-Joden en pas daarna voor de Joden? Dat botst met het betoog van Paulus. Op grond van Gods trouw is hij ervan verzekerd dat er, net zoals voor een volheid van niet-Joden, ook voor een volheid van Joden redding is. (Net) zo zal heel Israël worden gered.
Die juiste uitleg gaf professor J.P. Versteeg (1938-1987). Versteeg was hoogleraar nieuwtestamentische vakken in Apeldoorn. Hij betoogt dat Paulus in het begin van Romeinen 11 spreekt over het behoud van een rest van Gods volk, Maar daar blijft het niet bij, want God heeft primair de redding van het volle getal van Israël op het oog. Dat moeten de gelovige niet-Joden nooit vergeten. Net zoals er behoud is voor het volle getal van de niet-Joden, zo is er ook redding voor het volle getal van de Joden, namelijk voor heel Israël. Wilschut slaat hiermee dus de plank mis.
Fundamenteel
Afgezien van dit kritiekpunt heb ik veel waardering voor zijn studie. Hij heeft zich grondig verdiept in Romeinen 9-11, de veel geciteerde hoofdstukken als het gaat over de positie van Israël na Christus, en de relatie tussen Israël en de kerk.
Hij beperkt zich echter niet tot deze hoofdstukken, maar hij legt die uit vanuit Romeinen 1 tot en met 4. In deze hoofdstukken trekt Paulus lijnen die van fundamentele betekenis zijn voor wat hij in Romeinen 9 tot en met 11 schrijft over Israël.
Hij noemt in vers 16 van hoofdstuk 1 het evangelie Gods reddende kracht voor allen die geloven, in de eerste plaats voor de Joden, maar ook voor de niet-Joden. In wezen maakt God geen onderscheid tussen Joden en niet-Joden. Hij schenkt vrijspraak aan allen die geloven in Jezus Christus. Weliswaar richt God zich eerst tot de Joden. Aan hen heeft Hij zijn woorden toevertrouwd. Maar door volhardend ongeloof dat Jezus de Christus is, slaat dit voorrecht om in hun nadeel. Trouwens, heel de wereld, Jood en niet-Jood, is schuldig voor God. Maar voor allen die geloven in Jezus is er behoud door Hem. Paulus is duidelijk. Uiteindelijk zijn er twee soorten Joden: de ware Joden aanvaarden Jezus als de Messias, de andere Joden doen dat niet. Voor niet-Joden gaat het om diezelfde keus: voor of tegen Jezus.
Op dit punt is Romeinen 4 heel helder. Abraham is de vader van álle gelovigen, Joden en niet-Joden. Hij is de vader van vele volken en een erfgenaam van de wereld. Het heil begint in Israël, maar breidt zich uit tot alle volken in de hele wereld. Wilschut laat de onlosmakelijke samenhang zien tussen Romeinen 1-4 en 9-11.
Bovendien maakt hij mooi duidelijk dat de vraag naar de vervulling van de oudtestamentische beloften alleen kan worden beantwoord vanuit Christus. In het Nieuwe Testament worden de oudtestamentische beloften niet weersproken, maar dikwijls wordt de directe zin ervan wel overstegen. Het Nieuwe Testament ‘vergeestelijkt’ de taal van de oudtestamentische profeten niet. De vervulling onthult de diepste bedoeling ervan, die boven de situatie en de beelden van het Oude Testament uitgaan.
Dirk Visser, Amersfoort
Dr. D. Visser is emeritus predikant van Christelijke Gereformeerde Kerken. Onlangs verscheen bij uitgeverij Brevier te Apeldoorn zijn boek: Het heil is door Jezus. Israël in Hebreeën.
N.a.v. Huib Wilschut, Met twee woorden spreken. Over Israël in de brief aan de Romeinen, Eburon: Utrecht 2025, 364 p. € 29,95, ISBN 978 94 6301 546 2