ImageOnlangs hield prof. W.H. Velema in het ziekenhuis de Sionsberg in Dokkum een lezing over: ?Omgaan met het lijden?. De tekst werd aangeboden om deze lezing voor een blijvend actueel onderwerp in het Kerkblad te plaatsen. Dat gebeurt in twee afleveringen.

Over dit onderwerp spreek ik uit eigen ervaring. In 1997 kreeg mijn vrouw een herseninfarct. Daarvan herstelde zij redelijk. Maar in 2001 werd ze ziek door longemfyseem. Ik heb toen mijn werk aan de kant gelegd en voor haar gezorgd, totdat zij twee maanden voor haar dood in het Zonnehuis in Beekbergen moest worden opgenomen. Zij stierf in februari 2004.

Begeleiden
Het onderwerp bestrijkt een breed terrein. Men kan immers denken aan somatisch en psy-chisch lijden en aan de geestelijke kant van het lijden.
We moeten bij dit onderwerp niet alleen denken aan hen die lijden, maar ook aan hen die lij-denden begeleiden of helpen. Begeleiders doen dat vanuit een specialisme, hetzij vanuit medi-sche of verpleegkundige deskundigheid.
Maar bezoekers kan men ook begeleiders noemen, zij het op een andere manier, vanuit de familie, de vriendenkring, de kerkelijke gemeente of de buurt. Hoe dan ook, zij zijn er op hun eigen manier bij betrokken. Het is dus een thema met een breed spectrum.
Allereerst valt te denken aan mensen die voor hun ziekte hulp zoeken in het ziekenhuis. Dan gaat het primair om lichamelijk lijden. Hieraan zit ook een psychische kant. En, niet te verge-ten, een geestelijke kant.

In de Bijbel
In de Bijbel komt de lijdende mens aan het woord. We ontmoeten er mensen in nood. Zij wor-stelen met wat hen overkomt. Zij begrijpen God vaak niet. Dat komt uit in de waaromvragen. Het is een voorrecht dat de Bijbel hier over spreekt.
Dichters, klagers, roependen gaan ervan uit dat God ervan afweet - of juist niet.
Lijden is dikwijls een punt van aanvechting.
Het bijbelse spreken over het lijden - van welke aard ook ? kan worden samengevat in een uitdrukking van Paulus: "Het lijden van de tegenwoordige tijd weegt niet op tegen de heer-lijkheid die over ons zal geopenbaard worden." (Rom. 8:18)
Paulus heeft zelf ook lichamelijk geleden. Hij spreekt over een scherpe doorn in zijn vlees (2 Kor. 12:7). We weten niet aan welke kwaal of ziekte hij heeft geleden. In elk geval was die ziekte een belemmering voor zijn apostolische dienst. Hij typeert dat lijden als een engel des satans, die hem met vuisten slaat. Hij heeft driemaal gebeden dat hij van hem zou wijken. Wat een aangrijpende, ervaringsechte uitdrukking. God zei echter tegen hem: "Mijn genade is u genoeg." (vs.9). Paulus wordt dus niet van zijn kwaal, dat is van het kwaad, genezen.
Hoe dan ook, in de Bijbel komen mensen aan het woord die het lijden aan lijf en ziel onder-vinden. Daar spreken, roepen, bidden de twijfelaars, de vechters met God, maar ook zij die God kennen in de kracht van het geloof. En dan toch aangevochten en bestreden door het lijden?
Paulus spreekt in Rom. 8 niet alleen over het lijden, maar voegt eraan toe dat het niet opweegt tegen de heerlijkheid die zal geopenbaard worden. Daarmee minimaliseert hij het lijden niet. Het doet pijn, valt zwaar, heeft een geweldige impact, maar het heeft niet het laatste woord.

Van waar komt het lijden?
In de schepping hoorde het lijden er niet bij. Lijden is het gevolg van en straf op de verwoes-tende kracht van de zonde. De duivel is de grote verstoorder van de harmonie door ongehoor-zaamheid aan de goede, levende God. Hij verstoort de harmonie van Gods programma.
Dat wil niet zeggen dat persoonlijk lijden rechtstreeks straf is voor persoonlijke zonden. Men kan echter over lijden als gestalte en vrucht van geestelijke disharmonie (ongehoorzaamheid aan God) niet spreken dan tegen deze achtergrond.
Dat betekent: de oorzaak en daarmee de schuld van het lijden ligt niet bij God, maar bij ons als mensen.
We moeten ervoor bewaard worden God de schuld van het lijden te geven.
In het boek Job komt het lijden van de satan. God heeft het toegelaten dat Job door de satan beproefd wordt.
Wordt ons lijden daardoor gemakkelijker? Dat niet, maar God beschuldigen biedt geen uitweg uit het lijden. Dat brengt ook geen verlichting.

Hoe gaan we ermee om?
Die vraag geldt de mens die lijdt; maar ook de helper die tracht het lijden te verlichten, hoe de relatie tot de lijdende ook is.
De omgeving kan meelijden, wat niet hetzelfde is als medelijden hebben. Meelijden kan een vorm van medelijden zijn. De woorden klinken verwant. Maar meelijden gaat veel dieper, het raakt heel onze existentie. Het doet delen in de smart van de ander.
Vanuit het christelijk geloof luidt het antwoord op de hierboven gestelde vraag tweevoudig. Ga er mee naar God. Daaraan dient direct te worden toegevoegd: God bedient Zich in Zijn hulp aan ons van mensen. Vandaar dat we ook hulp mogen zoeken bij mensen. We zullen het aspect van menselijke hulp bij het lijden nog onder ogen zien. Allereerst dus: er mee naar God gaan.
In Psalm 10:14 staat: "U ziet het wel, want U aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geeft aan U vertrouwt de arme zich toe, U bent geweest
een Helper van de wees."
Dit is de weg van het geloof, hoezeer ook aangevochten en bestreden. Het is toch een begaan-bare weg.
In de Bijbel wordt het lijden ervaren, benoemd en meegewogen. Er zijn mensen in aan het woord die het lijden niet ontkennen, maar het in alle zwaarte doorleven en daarbij ook eigen zwakheid ervaren. Beslissend is het geloof in de naam HERE, zoals die aan Mozes werd geo-penbaard bij de brandende braamstruik, Exodus 3:14.
Die naam betekent: Ik ben erbij. Ik blijf erbij en breng het tot een goed einde. Denk aan Ro-meinen 8:18.

Apeldoorn                                   
W.H.Velema