Wat moet ik nu weer schrijven? De eindredacteur heeft me via de mail een seintje gegeven: Nico, vergeet je commentaar niet te schrijven! Maar waarover dan? Ik pak er snel de krant van vandaag bij. Is er een pakkend onderwerp waar ik bij aan kan sluiten of op kan voortborduren? Zijn er zaken die momenteel wachten op woorden van deze columnist? Mijn hoofd is leeg. Er komt werkelijk niets naar boven. Hoeveel keer is er geschreven over de opkomst tijdens de middagdienst? Al vaak genoeg. Dus dat moet ik maar even laten liggen. Zou ik iets moeten zeggen over de tijd waarin wij verkeren – de tijd van het postmodernisme waarin alles ‘waar’ en vervolgens dus ook niets meer ‘waar’ is? Ach, wat kan ik daar nog aan toevoegen. Daar zijn al zoveel woorden aan gewijd. Ik schud nog eens aan de denkbeeldige boom in mijn hoofd in de hoop dat er een rijpe ‘commentaar-appel’ naar beneden valt. De zwaartekracht van de inspiratie blijkt echter niet te werken. Er valt niets naar beneden en daarom valt het nu niet mee. En de tijd dringt. Ik zit nu op 190 woorden en dat betekent dat ik er nog zo’n 400 heb te gaan. Het kan toch niet zo zijn dat ik dit kolommetje ga vullen om u als lezer te vertellen dat het volstrekt zinloos is om het te lezen omdat het feitelijk geen commentaar is. Ik maak me daarmee dan volkomen belachelijk. En het zal zeker commentaar – van anderen! - opleveren. Wat te doen? Verzin een list. Nico, verzin een list. Ja, dat is het natuurlijk. Deze rubriek heeft de verkeerde titel! Het zou niet ‘commentaar’ moeten heten maar zoiets als de ‘bloem van de week’ of het ‘wonder van de afgelopen dagen’ of ‘de positieve gebeurtenis’ of ‘het gemeentelid van de maand’ of ‘de actie van de diaconie’. Commentaar draagt zo snel iets in zich van: ik weet ’t beter. Of: ik maak me zorgen. Of: als we zo kerk moeten zijn dan hoeft ’t voor mij niet meer. Het krijgt zo snel een negatieve klank of kan zomaar ontaarden in het berijden van stokpaardjes. Begrijp me niet verkeerd. Ik probeer uiteraard niet mijn mede-commentatoren af te vallen. Het is eerder een constatering. En bovendien doe ik er net zo hard aan mee. En zo ben ik via dit commentaar beland in commentaar op mijzelf. Kijk, en dat is interessant. Mijn moeder zei dat ook al: als je met één vinger naar een ander wijst, dan wijs je met drie vingers naar jezelf. En dit leidt bij mij dan tot de voorzichtige conclusie dat een goede commentator naast degelijke informatie over een gezond zelfbeeld moet beschikken. Want een commentaar geven als een kip zonder kop, tjah, wie dien je daar nou mee? Dus dan kan ik met alle geweld wel proberen om er nu nog 100 woorden uit te persen maar dat zou u niet veel opleveren. Het zou dan – vrees ik – nergens over gaan. Is het mogelijk dat voor het eerst in de geschiedenis op deze plek geen commentaar ergens op wordt gegeven? Ik hoor het al: “Dat kan toch niet. Er moet toch iets zijn! Commentaar leveren; dat is toch onze kerkelijke specialiteit!!! We weten niet beter!! Dus kom op, Vennik, stel ons niet teleur. Geef ons waar we naar verlangen. Laat deze column niet uitlopen op wat wij vanaf regel één al vreesden.” Ik kan niet anders. Ik maak een statement: Geen commentaar!

 

Groningen  
N. Vennik