Er is wat met de vraag die ik hierboven neerschreef. Hij wordt nogal eens gesteld in deze tijd: wat gaan jullie doen in de vakantie? En de antwoorden komen: Wij gaan dit jaar naar …, en daar gaan we …, en dan gaan we nog daar en daar heen, en daar willen we …!

 

Ik word er al moe van als ik het hoor. We zijn het hele jaar druk met van alles en nog wat. Onze agenda staat boordevol van de maandag tot en met de vrijdag (en als je zoals ik dominee bent: van de zondag tot en met de vrijdag). Elke dag zijn er wel weer meerdere dingen die gedaan moeten worden. Ons werk slokt ons bij tijden helemaal op. We weten nu en dan aan de voorkant niet of we aan de achterkant nog leven.

 

En dan komt de vakantie en wat doen we? We plannen van alles en nog wat. We gaan hierheen, en we gaan daarheen; we willen dat en dat museum bezoeken en die berg beklimmen. We gaan nu eindelijk eens een keer die beroemde kerk bekijken. We willen nu echt een keer die stedentrip maken. We trekken van hot naar haar. We ontplooien allerlei activiteiten waar we in de rest van het jaar geen tijd voor hebben. En dan is het soms een hele puzzel om alles wat we willen doen gepland te krijgen in die paar weken dat we vakantie hebben. Maar we hebben er nu al zo lang naar uitgekeken, en nu zal het dan ook daadwerkelijk gebeuren. Nu gaan we het doen!

Zodat we, als we terugkomen, hele verhalen kunnen vertellen over alles wat we gedaan hebben.

 

Wat gaan we doen we in de vakantie?

Er is wat met die vraag. Want passen die twee begrippen bij elkaar? ‘Van alles en nog wat doen’ en ‘vakantie’? Het woord ‘vakantie’ heeft in zijn allereerste betekenis iets te maken met ‘niets hoeven doen’, ‘vrij zijn van alles wat moet’, een paar weken ‘tot niets verplicht zijn’. En die tijd, die getypeerd kan worden door het woord ‘vrij’ vullen wij in met allerlei dingen die nu dan toch echt een keer moeten gebeuren.

En je komt moe van de vakantie terug omdat je hebt lopen rennen en vliegen om alles te doen, mee te maken, te beleven en …

 

Ik geef toe: ik ben geen vakantiemens. Dus ik hoef niet zo nodig dit en dat en zus en zo allemaal te doen in de vakantie. Tegelijkertijd vind ik het ook lastig om niets te doen, om in de stilte van de rust te zitten.

En toch, ergens heb ik het gevoel dat ik in de stilte meer tot rust kom, en ontspan, dan in de drukte van de vakantie.

In de stilte is er de rust van er te mogen zijn. En zo maar speelt dat Bijbelwoord me door het hoofd: Mijn ziel is stil tot God …

Hij geeft rust!

 

Jan van ’t Spijker, Hoogeveen