Eigenlijk richt ik dit commentaar vooral aan mezelf. Omdat ik er zelf vaak niet aan denk als ik op de preekstoel sta. Waar heb ik het over?

 

Als ik één ding geleerd heb in de jaren dat ik aan de TUA werk, is het dat de gemeente van de Here Jezus Christus er niet is voor zichzelf. Nee, de gemeente is er voor de Here God.

De gemeente is het volk van God op aarde, om in en aan de wereld zijn goedheid te laten zien. De gemeente is het lichaam van Christus dat Hij, als het Hoofd ervan, gebruikt om op aarde zijn werk voort te zetten. Door zijn Geest die in de gemeente werkt, maar die ook voor de gemeente uitgaat, voert Christus zijn heilswerk uit. Hij blijft er helemaal in betrokken en werkt met haast (Openb. 22:7) aan op het moment dat zijn Koninkrijk er eeuwig zijn zal. Dat Koninkrijk komt: het is de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waar gerechtigheid woont (2 Petrus 3:13).

 

Op weg naar die toekomst is de gemeente van de Here Jezus Christus er, op aarde, als een instrument in Gods hand. De gemeente is de plek waar God, in Christus en door de Geest, zijn werk doet. Hij trekt mensen naar Zich toe. Dat doet Hij met de mensen die door het geloof ingelijfd zijn in dat wonderlijke lichaam van Christus. Maar in en door die mensen heen wil Hij ook de mensen buiten die gemeente bereiken. De gemeente is immers een lichtend licht en een zoutend zout? Het is Jezus zelf die dat zegt. Waarbij Hij onmiskenbaar de lijn naar de wereld laat zien, want het gaat om ‘zout van de aarde’ en ‘licht voor de wereld’.

 

Nou, en dan sta ik op zondag op de preekstoel. Daar probeer ik regelmatig vanuit de Bijbel iets van deze dingen te laten zien. Ik zie het als mijn roeping, om te laten zien hoe deze dingen diep in de Schriften aanwezig zijn. Ik preek er dus over, en probeer aan te wijzen dat de wereld juist als het om deze dingen gaat het getuigenis van een in het geloof levende gemeente nodig heeft.

Maar als dan het dankgebed komt, vergeet ik soms zomaar te bidden voor die wereld. Vergeet ik te bidden voor de mensen die, vaak direct om de kerk heen, de Heiland niet kennen. Vergeet ik te bidden voor de inwoners van het dorp of de stad waarin de gemeente haar plaats heeft. Vergeet ik te bidden voor de wereld waarin uit alles wat er gaande is blijkt dat er een schreeuwende behoefte is aan hoop en perspectief en houvast omdat alles in elkaar dreigt te storten. Terwijl wij juist in het evangelie horen en het tegen elkaar zeggen dat die hoop en dat perspectief en dat houvast er is. In Christus Jezus.

 

Daarom schrijf ik dit commentaar. En roep ik het mezelf (en misschien ook m’n collega’s) toe: bid voor de mensen om de kerk heen. Bid voor de mensen in het dorp of in de stad waar we gemeente zijn. Bid voor de wereld. We zeggen immers dat ze allemaal de liefde van God nodig hebben.


‘Here, leer mij (ook op zondag) bidden voor de mensen om ons heen. Want U wilt gebeden zijn.

 

Jan van ’t Spijker, Hoogeveen