Jezus is de eniggeboren Zoon van God. Deze belijdenis onderstreept dat Jezus Christus niet slechts een leraar is die wijze woorden spreekt, maar God zelf. Daarmee bevestigt de kerk een geheimenis. Waartoe kan dat geheimenis anders leiden dan tot lofprijzing op zijn Naam?

 

De apostolische geloofsbelijdenis is ongeveer rond het jaar 150 na Chr. ontstaan. Bijna twee eeuwen later hebben kerkleiders opnieuw het geloof verwoord in een belijdenis. Daarin staan vergelijkbare woorden over Jezus' zoonschap. Die belijdenis is opgesteld tijdens het concilie van Nicea, gehouden in het jaar 325 na Chr. Ze is iets uitgebreider dan de apostolische. 'Nicea' verduidelijkt dat de uitspraak over Jezus' zoonschap duidt op zijn goddelijke natuur: 'uit de Vader voor alle tijden, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God'.

In die lijn past ook wat de Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt: 'Zo is Hij dan de ware, eeuwige God, de almachtige, die wij aanroepen, aanbidden en dienen' (art. 10).

 

Uniek zoonschap

De titel 'zoon van God' is overigens niet uniek. Hij wordt vaker gebruikt. Ook het oudtestamentische Israël droeg die titel. Een voorbeeld daarvan geeft het boek Exodus. Mozes moet aan Farao woorden van God overbrengen: onder meer dat Israël zijn eerstgeboren zoon is (Ex. 4, 22). Israël is op een bijzondere manier aan de HERE verbonden.

Niet alleen het oude verbondsvolk ontvangt de eer van het zoonschap. Ook de koning van het volk. Daarom verklaart een dichter-koning met vrijmoedigheid dat hij de zoon van God is (Ps. 2, 7). Dat is dan ook de belofte van de HERE voor koning David: 'Hij zal Mij een zoon zijn' (2 Sam. 7, 13-14). Zoals het oude verbondsvolk zoon van God is en bij Hem hoort, zo ook de koning van het volk.

Maar … Jezus Christus is op een volstrekt unieke manier aan de Vader verbonden. Dat heeft Hij zelf overigens al aangegeven tijdens zijn omwandeling op aarde: 'Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien' (Joh. 14, 9). Dat zijn woorden die Israël niet in de mond kon nemen. Jezus kon dat wel. Wie aan Hem voorbijgaat, gaat aan de Vader voorbij en heeft geen kennis van Hem.

Christus heeft een volstrekt unieke kennis van de Vader. De Zoon heeft de bevoegdheid die kennis te delen met wie aan Hem verbonden zijn: 'Niemand kent de Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon het wil openbaren' (Mat. 11, 27). Hij en de Vader zijn Eén (Joh. 10, 30).  Niemand heeft ooit God gezien. Maar de eniggeboren Zoon, die aan het hart van de Vader rust, die heeft Hem doen kennen (Joh. 1, 17). Daarom kan niemand aan Hem voorbijgaan (1 Joh. 2, 23).

 

Eén van wezen

Mensen ergeren zich van nature aan dit zoonschap. Dat zien we bijvoorbeeld bij het verhoor van Jezus door het Sanhedrin. De hogepriester vraagt of Hij de Zoon van de Gezegende is, de Christus (Mar. 14, 61). Jezus antwoordt dat Hij inderdaad de beloofde Messias is.

Het begrip 'zoon' ondergaat in de persoon van Jezus een verdichting, aldus de Christelijke Dogmatiek. Het is een titel die in volmaakte zin uiteindelijk alleen Jezus toekomt.

Tijdens zijn omwandeling op aarde blijkt dat zoonschap. De discipelen zien daarvan iets bij zijn doop in de Jordaan. De hemel gaat open. Er klinkt een stem: 'U bent mijn geliefde Zoon, in Wie Ik mijn welbehagen heb!'

Iets vergelijkbaars doet zich voor op de berg waar Jezus wordt geëerd en waar Mozes en Elia verschijnen. Ook dan gaat de hemel open en klinkt een stem: 'Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem'.

Zoals gezegd komt de titel 'Zoon' in volmaakte zin alleen Jezus toe. Hij onderwerpt Zich immers volkomen aan de wil van de Vader. Daarin toont Hij waarachtig zoonschap. Terecht zegt de Christelijke Dogmatiek: 'Zoonschap heeft in het Nieuwe Testament (…) het aspect van gehoorzaamheid en dienstbaarheid in zich'. Ik zou het nog wat sterker willen zeggen: Zoals vaderschap zich allereerst en vooral kenmerkt door gezag, zo zoonschap door gehoorzaamheid.

Jezus is volmaakt in zijn gehoorzaamheid aan God de Vader.

Vandaar ook dat de Schrift spreekt over Jezus' zondeloosheid. Hij is verzocht geworden. Maar daarin heeft Hij niet gezondigd (Heb. 4, 15). Zijn gehoorzaamheid en toewijding zijn gegeven met zijn één-zijn met de Vader. Niet dat dit voor Hem geen strijd gaf. Dat gaf zeker strijd. Maar juist in zijn gehoorzaamheid op het moment van de verzoeking bleek zijn volmaakte zoonschap.

Toch blijft dit moeilijk te begrijpen. Wanneer we denken aan een zoon, denken we ook aan diens begin. Zou het zo kunnen zijn dat de Vader eens geen vader was en pas Vader werd toen de Zoon er was? Dat is een vraag die ons voor op de lippen ligt. Ook iemand uit de Vroege Kerk stelde die vraag. Een zekere Arius.

Maar … past ons dat, op zo'n manier te spreken? Laten we liever Athanasius volgen. Deze kerkvader zei dat de Zoon is voortgekomen uit de Vader zoals het licht uit de zon voorkomt. Kunnen we zeggen dat de zon er eens was en dat er geen lichtstralen waren? Onmogelijk. Als de kerk belijdt dat de Zoon 'geboren' en 'gegenereerd' is, onderstreept ze zijn eenheid met de Vader.

 

Chalcedon

De vraag is hoe deze echte goddelijke natuur van Jezus zich verhoudt tot zijn echte menselijke natuur. In de Vroege Kerk zeiden sommigen dat die beide naturen met elkaar vermengd zijn. Dan doorstraalt zijn goddelijke natuur zijn menselijke ziel en zijn menselijk lichaam. Dat gebeurt dan op zo'n manier dat deze ziel en dit lichaam niet meer menselijk zijn. Ze zijn dat dan in schijn: zo krachtig is de doorstraling door de goddelijke natuur. Eigenlijk heeft Jezus dan maar één natuur, de goddelijke. Zo leerde bijvoorbeeld een zekere Eutyches.

Anderen legden juist een heel sterke nadruk op de menselijke natuur van Jezus. Nestorius bijvoorbeeld zei dat het Woord van God woont in Jezus. De kerk heeft dat afgewezen. Wie dat zegt maakt een scheiding in Jezus. Er zouden dan twee personen in Hem zijn: een goddelijke en een menselijke. Dan kun je eigenlijk niet meer spreken van de menswording van de Woord van God. Dat God mens is geworden geldt dan niet meer. Het Woord woont dan in een mens.

De vergadering van kerkleiders in Chalcedon (451) heeft zich tegen deze beide opvattingen van Eutyches en Nestorius gekeerd. Daar is een belangrijke uitspraak gedaan over Christus: diens goddelijke en menselijke natuur zijn onvermengd en onveranderd, ongedeeld en ongescheiden. Het 'onvermengd en onveranderd' is gericht tegen Eutyches, en het 'ongedeeld en ongescheiden' is gericht tegen Nestorius. Uit het vier keer herhaalde 'on-' blijkt hoe moeilijk de kerkvaders het vonden recht te doen aan de belijdenis van de eniggeboren Zoon van God. Ze konden geen positieve uitspraak doen. Ze konden alleen zeggen wat de verhouding tussen beide naturen niet is. Daaruit wordt duidelijk: uiteindelijk blijft het zoonschap een groot geheimenis. Dat geheimenis heeft de kerk toen willen bewaren. Dat geheimenis moet ze ook vandaag willen bewaren en prijzen met haar lied:

 

U, Christus, onze Heer, bekleed met majesteit,

des Vaders eenge Zoon, zij lof in eeuwigheid!

De mensheid lag in schuld en vloek voor God verloren:

Gij hebt, de mens tot heil, de schoot der maagd verkoren.

Gij hebt aan 't kruis voor ons de dood zijn macht ontnomen

en ons de weg gebaand om tot Gods rijk te komen (Gez. 399: 4).

 

D. J. Steensma, Feanwâlden

 

 

Mede naar aanleiding van: G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke Dogmatiek. Een inleiding. Boekencentrum: Zoetermeer, vierde druk 2013.


Commentaar

  • Nieuw leven 2024-04-19 17:47:34

    In januari begint het al: het wordt weer langer licht en de sneeuwklokjes gaan bloeien, en even...

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...

  • Leipzig en Navalny 2024-03-07 19:01:01

    Vorige week waren mijn vrouw en ik een paar dagen in het voormalige Oost-Duitsland op bezoek bij...