Christelijk Gereformeerd vanaf de Afscheiding
Waar komt de naam Christelijk Gereformeerd vandaan en wat is de identiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerk? In mei 1591 namen de Staten van Holland een besluit om een studentencollege op te richten aan de universiteit van Leiden voor het opleiden van predikanten. In de regeling van dat studentencollege komt voor het eerst de naam Christelijke Gereformeerde Kerk voor. Daarnaast werd nogal eens de naam Christelijke Gereformeerde religie gebruikt om aan te geven die vorm van christen-zijn die officieel aanvaard en gesteund werd door de overheid in Nederland. Voor het jaar 1800 raakte de naam Gereformeerd in onbruik en kwam de naam Hervormd daarvoor in de plaats. In 1816 werd voor het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden een nieuw kerkgenootschap in het leven geroepen, het Nederlands Hervormd Kerkgenootschap. Dat kerkgenootschap bestond tot 2004. In dat jaar 2004 kwam door de vereniging van de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland de Protestantse Kerk in Nederland tot stand.
Afscheiding
De uitdrukking de Afscheiding slaat op de beweging die in 1834 te Ulrum (in de provincie Groningen) begon als reactie op het in 1816 gevormde Ned. Hervormde Kerkgenootschap. Immers het nieuwe Hervormde genootschap trad op als opvolger en erfgenaam van de Gereformeerde Kerk uit de tijd van de Republiek. De namen en de mensen en de gemeenten waren dezelfde gebleven. Maar de organisatie en de leer en de prediking waren ingrijpend veranderd. Naar vorm en inhoud was er een nieuw kerkgenootschap ontstaan.
In 1816 werd de Hervormde Kerk geboren, maar de navelstreng met de leer van Dordrecht 1618-19 van zonde en genade, van verkiezing en verbond, was doorgesneden. Ik gebruik telkens het woord genootschap om aan te geven dat de naam Kerk eigenlijk niet meer gebruikt kon worden en niet meer gebruikt werd. Een genootschap is wat anders dan een kerk. Men kent dichtgenootschappen, leesgenootschappen, notarisgenootschappen enz. Allemaal groepen van mensen, die een bijdrage leveren aan de maatschappij en de samenleving. Zo heb je ook gelovige mensen die als vrienden in een genootschap samenkomen voor godsdienstige bijeenkomsten. Zo?n kerkgenootschap stond onder controle van het ministerie van eredienst van de regering waar ambtenaren het voor het zeggen hadden. Wat er in de kerk geleerd en gepreekt werd kon hen niet veel schelen als de regels maar gevolgd werden. Een van die regels was de goedkeuring van de Koning, nodig voor de bevestiging van een predikant. Alleen die dominees kwamen in dienst die koninklijk goedgekeurd waren. De koning betaalde ook de salarissen. Na de bittere armoe van de Bataafse republiek en de Franse overheersing was het een verademing in veel pastorie?n dat de koning zorgde voor de traktementen. Er kwam dus niet veel tegenstand tegen de nieuwe kerkorganisatie.
Die tegenstand, die er wel ondergronds was, groeide uit tot de openlijke Afscheiding van het hervormde kerkgenootschap en de Wederkeer tot de bronnen en de levende kracht van de gereformeerde leer en de Kerk die sinds de Reformatie in Nederland tot openbaring was gekomen. Hendrik de Cock, Hein Scholte, Anthony Brummelkamp en Simon van Velzen keerden als jonge predikanten terug naar de leer der vaderen en de kerk der vaderen en moesten derhalve afscheid nemen van het nieuwe genootschap dat voor de kerk der vaderen in de plaats was gekomen. Dat was niet eenvoudig en het kwam hen te staan op felle bestrijding en vervolging van de kant van de overheid. De Cock gaf de Kerk aan Christus als enige Bisschop en Hoofd terug door in zijn prediking de leer van het heil in Christus voor een verloren zondaar in het middelpunt te stellen. De Cock gaf de Kerk aan de Christgelovigen terug die verspreid en verstrooid waren in gezelschappen buiten de kerk. Namelijk de Kerk van de belijdenis in de artikelen 27-29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Die Kerk waarin door het Woord en de genade het behoud, de zaligheid te vinden is. Tot op de dag van vandaag geldt dit. De Twaalf artikelen, onze fundamentele, apostolische belijdenis zegt: Ik geloof de kerk. We kunnen het behoud, de zaligheid niet hebben in een genootschap, of een vriendenkring of een gezelschap of een groep of een beweging of een ministry of een stichting. Ik geloof de kerk. Buiten haar is geen heil (art. 28 NGB). Een kritische belijdenis. Want buiten de kerk zijn veel gelovige christenen, lieve christenen, ernstige christenen, enthousiaste christenen die vergaderd zijn in stichtingen, genootschappen, gezelschappen, conferenties en wat niet al. Eigenlijk hebben ze de kerk niet nodig en is het bon ton om een beetje af te geven op die saaie kerk waar alleen gepreekt wordt. Het is menselijk gezien een prestatie geweest dat De Cock na de Afscheiding 1834 tot zijn sterven in 1842 zo?n 85 kerken heeft ge?nstitueerd uit groepen en gezelschappen, losse christenen met heimwee naar de leer van Dordt. Welke dominee kan dat ook zeggen?
Kerk van Jezus
Christelijk Gereformeerd zijn is Kerk van Jezus Christus zijn in die zin dat ik als arme zondaar binnengeroepen word in de kring van hen die behouden worden alleen uit genade, alleen door het Woord, alleen door het geloof. In die Kerk wordt voluit geleefd in het verbond der genade dat de gelovigen en hun kinderen omspant onder de bediening van Woord, sacrament en discipelschap. Een mens wordt daar heel nederig van en denkt klein van zichzelf en heel groot van God te midden van alle hijgerige en wettische progamma?s en toestanden die identiteit en zelfbewustzijn moeten geven aan gelovige mensen. Eigenlijk ga ik als Christelijk Gereformeerde na een volle, spannende week in de wereld vermoeid op zondag in de kerkbank zitten om te rusten aan de voeten van Hem die zegt: Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven. Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart. Mijn juk is zacht en Mijn last is licht. Wat is heerlijker dan zo het Lam te volgen waar het gaat.
Na de Afscheiding van 1834 groeide door tegenstand en innerlijke tegenstellingen heen de Christelijke Gereformeerde Kerk. Pas in 1869 werd op voorstel van Simon van Velzen op de synode van Middelburg dit de offici?le naam van de afgescheiden kerk in het openbare leven en kwam die kerk tot bijzondere bloei. Sindsdien is die naam blijven bestaan tot op vandaag.
Het zou in het kader van dit artikel te ver voeren om ook op de latere geschiedenis en ontwikkeling van CGK in te gaan. Dat is fraai beschreven vanuit de bronnen in het openingshoofdstuk van het gedenkboek Een eeuw Christelijk Gereformeerd van prof. W. van ?t Spijker. Dit was maar een enkele flits uit 1834 waar beslissende zaken voor vandaag liggen. Trouw aan de Gereformeerde belijdenis, hart en liefde voor de Kerk, milde vroomheid (zoals een van de cursisten als karakteristiek voor de CGK noemde) honger naar Schriftuurlijke, doorleefde prediking van het Woord. Eenheid in het noodzakelijke, vrijheid in het niet-noodzakelijke, in alles de liefde zoals De Cock zelf eens schreef. Zou dat niet zijn de identiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerk?
Vanuit de cursisten werd hartelijk meegedacht en meegeleefd in onze zoektocht naar identiteit en positionering van de CGK toen en nu in de situatie van secularisatie, de refozuil en de evangelische beweging. Gestimuleerd door de aandacht en belangstelling van cursisten voor het onderwerp heb ik met genoegen dit werk gedaan.
Genemuiden
J.C.L. Starreveld