Dit jaar herdenken we de reformatorische actie van Martin Luther in Wittenberg en andere plaatsen. Luther wilde de kerk onder andere op het gebied van de liturgie hervormen. Hij stond daarbij in de traditie van de Roomse kerk, waarin hij tot priester was gewijd. De eerste bediening van de mis voltrok hij in zijn geboorteplaats, zoals toen gewoon en in zekere zin verplicht was. Het verging hem echter met vrezen en beven.
Luther ontdekte al gauw de diepe verwording in zijn kerk, bijzonder waar het de viering van de mis betrof. Hij zag door Schriftstudie, vooral van Paulus' brief aan de Romeinen, dat de rechtvaardiging van de zondaar uit genade door het geloof te boek stond als geschenk van God. Dit bleek niet te verenigen met de roomse mistheologie en -praktijk. Deze werd gezien als offer met verzoenende waarde, dat de kerk door de handen van de priester aan God brengt. Wie aan de mis deelneemt, heeft daar dan automatisch deel aan. Dit nu werd door Luther radicaal verworpen. Wat hier naar riekt, verwijderde hij uit de misliturgie.
Bij Rome was de transsubstantiatieleer ingevoerd: bij de zegening van ouwel en wijn door de priester worden deze het lichaam en bloed van Christus. Wie deze eet en drinkt, krijgt daarom Christus Zelf. Luther stelde hiertegenover dat Christus in, met en onder werkelijk aanwezig is, verbonden met brood en wijn: de zogenaamde consubstantiatieleer. Luther wijst privémissen af, waarbij niemand aanwezig is en waar het toch om een echt en waardig offer gaat.