Jezus noemt in zijn bergrede zes opvallende tegenstellingen. Daarbij haalt Hij eerst iets uit de traditie aan. Daartegenover stelt Hij dan zijn eigen woord: ‘Maar Ik zeg u …’ Tot nu toe zijn in ons kerkblad drie antithesen besproken. Deze week komt de vierde antithese aan de orde, waarin Jezus lichtvaardig zweren vergelijkt met een werk van de boze (Mat.5,33-37).

 

'Laat uw ja ja zijn, en uw nee nee.' Deze uitspraak van Jezus in zijn vierde antithese staat haaks op de moraal van de massa. Is het niet zo dat woorden enorm aan waarde hebben ingeboet? Is het niet zo dat velen met de woorden die zij de wereld in slingeren, niet anders willen dan resultaat boeken? En hoe je resultaat wilt boeken, lijkt helemaal niet meer belangrijk te zijn. De grootste schreeuwers hebben de halve wereld: 'Nepnieuws? Geen probleem. Als het maar brengt wat ik wil.'

 

Nepnieuws

Sommige landen faciliteren zelfs duistere organisaties die nepnieuws verspreiden. Ook mensen zijn onderling niet altijd even betrouwbaar in hun spreken. Er worden heel wat leugentjes om 'bestwil' uitgesproken. Om bestwil, en dan niet omdat dit het beste is voor de ander, maar omdat degene die dat leugentje uitspreekt daardoor het meeste voordeel heeft. Niet de waarheid bepaalt dan de inhoud van de woorden. Evenmin is 'betrouwbaarheid' beslissend. Wat wel beslissend is, is het eigen voordeel en succes. De gevolgen van deze moraal zijn duidelijk. Woorden verminderen in waarde. En deze devaluering tast menselijke verhoudingen aan.

Heel anders is de manier van omgaan met elkaar in het koninkrijk van God. De kinderen van dit rijk volgen hun Meester. Zoals Hij betrouwbaar is, zijn ook de zijnen dat. Hun woorden staan in dienst van de naaste, en in dienst van God.

 

Tweede drietal

In totaal spreekt Jezus zes antithesen in dit gedeelte van het evangelie van Matteüs (5, 21-47). De eerste drie zijn al besproken. Nu volgt het tweede drietal. Ja, zo lijkt het: twee keer drie. Want deze vierde antithese begint weer net als de eerste: geen korte formulering, zoals bij de tweede ('u hebt gehoord dat er gezegd is', vs. 27) en de derde ('er is ook gezegd', vs. 31), maar een uitgebreide formulering ('u hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is', vs. 33). En daaraan is dan ook nog het woordje 'wederom' toegevoegd (Mat.5,33). In de NBV staat het woordje 'ook': 'Jullie hebben ook gehoord …'

Jezus haalt hier niet letterlijk een woord uit het Oude Testament aan, maar vat in een korte formulering het oude recht op dit punt samen. We lezen daarover overigens alleen maar bij de evangelist Matteüs. De andere evangeliën vermelden niets daarover. Dat is opvallend. Matteüs spreekt zelfs op verscheidene plaatsen over de eed. Waarom? En waarom spreken Marcus en Lucas daar niet over? Vonden zij het niet belangrijk om deze woorden van Jezus door te geven? Of was dit misschien een bijzonder punt in de gemeenten waarvoor Matteüs zijn evangelie schreef? Waren er in die gemeenten mensen actief die het wat minder nauw namen met de wet van God? En dat ze gebruikmaakten van spitsvondigheden, om achteraf, als een eed toch niet beviel, er onderuit te komen? Zou dit evangelie hen willen vermanen om strikter te leven naar wat God in zijn wet heeft geopenbaard?

 

Mozes

Mozes had al tegen de Israëlieten gezegd dat zij niet vals mochten zweren (Lev.19,12). Bedrieglijk zweren hoort niet bij wie zuiver van hart is, zo zegt ook een van de psalmen (Ps.24,4). Als iemand een verplichting op zich neemt – bijvoorbeeld: ik ga een offer brengen als God mij zegent in het plan dat ik onderneem – en daarbij een eed zweert, mag hij dat woord niet schenden. Hij moet precies doen wat hij heeft uitgesproken (Num.30,2). Wie de Allerhoogste iets belooft, mag niet talmen te doen wat is beloofd. God neemt ieder die tot Hem spreekt, serieus. Wie niet inlost wat is beloofd, geeft Hem niet wat Hem toekomt (Deut.23,22). Wat is dat anders dan een aanslag op zijn eigendom, en daarmee op zijn eer?

Jezus vat deze traditie samen: U zult uw eed niet breken, maar aan de Here uw eden gestand doen. Deze regel diende de samenleving en de onderlinge verhoudingen. De orde in de samenleving zou worden verstoord als mensen niet betrouwbaar zijn in de woorden die zij spreken.

Deze rechtsregel heeft een belangrijke functie. Dat blijkt ook hieruit dat ze herinnert aan het gebod uit de tien geboden om geen vals getuigenis af te leggen. Ook herinnert deze regel aan het gebod de Naam van God niet zomaar te gebruiken. Is het niet zo dat bij een eed de naam van God wordt aangeroepen? Het is dan een misbruik van de naam van God als de eed zou worden gebroken (Ex.20,7; Lev.19,12). Het is deze regel die Jezus samenvat: 'U hebt gehoord dat tot de ouden is gezegd dat u aan Hem die alle macht heeft, uw eden gestand moet doen.'

(wordt vervolgd)

 

D.J. Steensma, Feanwâlden


Commentaar

  • Nieuw leven 2024-04-19 17:47:34

    In januari begint het al: het wordt weer langer licht en de sneeuwklokjes gaan bloeien, en even...

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...

  • Leipzig en Navalny 2024-03-07 19:01:01

    Vorige week waren mijn vrouw en ik een paar dagen in het voormalige Oost-Duitsland op bezoek bij...