ImageHet wordt tijd dat we proberen een concreet antwoord te geven op de vraag of de genade verandert en of wij nog wel weten wat genade is. Maar al te vaak klinkt immers de reactie van gemeenteleden op een ?gewone? preek, waarin de Schriften opengingen tot op het hart van God en het hart van de zondaar: ?Dit horen wij niet meer!? En die klacht klinkt van alle kanten. Weer onderstreep ik dat dit verhaal een persoonlijke kleur heeft, waarbij ik mijn best doe te voorkomen dat lezers namen in kunnen vullen. Daar gaat het immers niet om. Het gaat om een teruggang in de prediking van de genade, die aan alle kanten, zij het met verschillende accenten, merkbaar is.

Ik begin met een voorval uit mijn vroege ambtelijke jaren. Met een oudere en ervaren collega was ik ergens op kerkvisitatie geweest. Tijdens het gesprek over de prediking uitte een ouderling zijn zorg over de prediking ter plaatse. Hij miste regelmatig zaken die naar zijn overtuiging niet gemist konden worden. Het werd een indringend gesprek. Onder weg naar huis zei mijn collega: ?Die broeder had wel gelijk. De zaken die hij mist, mogen niet gemist worden.?
Een ander signaal. Tijdens een vergadering luchtte ??n van de vroegere hoogleraren die zelf niet meer preekte, zijn ongenoegen over de preken die hij de laatste tijd gehoord had: ?Als er altijd zo gepreekt werd, ging ik niet meer naar de kerk?.
In die lijn ligt de opmerking van een zuster, die al een aantal jaren maar eenmaal per zondag naar de kerk gaat: ?Waarom zou ik twee maal gaan? Hoor jij in de kerk nog wat nieuws?? Is het vreemd dat iemand als ondergetekende, die zondag aan zondag het land doortrekt, denkt aan de opmerking van die Zwolse hervormde ouderling, die constateerde dat een prediking van goedkope genade de mensen de kerk uitjaagt. Is dat de verklaring voor die dunbezette middagdiensten her en der, waarin slechts een fractie van de gemeenteleden d?e ?s morgens in de kerk waren, te vinden is. En is het dan geen struisvogelpolitiek om te spreken van een andere geloofsbeleving als oorzaak van die ontwikkeling. Er valt in mijn ogen in ieder geval niets te herkennen van het geloof van de dichter van Psalm 84 met zijn brandende verlangen naar het huis van de Heere. Wat is daarvan de oorzaak?
Nog iets. Jaren geleden zou ik preken in een gemeente, waar het op die betreffende zondag voorbereiding zou zijn voor het Avondmaal. Een bekende ouderling uit die gemeente, die onze kerken door en door kende, belde me in de week voor de betreffende zondag op. Hij zei: ?Jij bent gewend om nodigend te preken in een voorbereidingsdienst. Dat hoeft hier niet, want iedereen gaat aan de tafel. Misschien zou je in de preek aandacht willen besteden aan de vraag of de mensen wel weten wat ze doen wanneer ze deelnemen aan het Heilige Avondmaal.? Waardoor hebben deze dingen zich in die gemeente zo ontwikkeld?
Met schroom noem ik nog een signaal. Wanneer ik de pastorale rubrieken lees, zoals die in vele kerkbladen te vinden zijn, dan valt het me op dat bijna alle gemeenteleden die overlijden, naar de hemel gaan. Nu komt mij daarover geen oordeel toe, maar zaligworden lijkt zo vanzelfsprekend te zijn geworden. Het is geen wonder meer. Een jongere collega vertelde van een hervormde collega die in dit verband tegen hem had gezegd: ?de rooms-katholieken gel?ven in zaligverklaringen, wij d?en het?. Waar is de verwondering gebleven van het zalig worden uit genade?

Is de genade veranderd?
Het antwoord op de vraag waarover het in deze artikelen gaat, zal natuurlijk ontkennend zijn: ?Nee, de genade is niet veranderd?. Misschien laten we er op volgen: ?Natuurlijk niet!? Maar hoe komt het dan dat wij zo anders over de genade zijn gaan denken en spreken? Weten wij nog wel wat genade is, dat ze vrij is en dat er zo duur voor betaald is? Weten wij nog van de verwondering dat niet alleen anderen, maar ook mij genade bewezen is?
Mag ik proberen een aantal symptomen te noemen, met de bedoeling dat iedereen zichzelf daaraan zal toetsen?
Zijn onze kerkenraden ? ik generaliseer weer ? in staat om toezicht te houden op de bediening van het Woord en geestelijke leiding te geven aan de gemeente. Ik heb veel respect voor vaak jonge broeders die veel tijd van henzelf en hun gezinnen opofferen ten behoeve van de gemeente die ze mogen dienen. Maar verstaan de broeders nog wat het is te waken over de zielen van hen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd. Hoe zien wij de gemeente? Wat weegt het zwaarst wanneer het gaat om het beroepen van een herder en leraar voor de kudde die de Heere aan onze zorgen heeft toevertrouwd.
Ik denk aan de catechismusprediking. Komt die niet steeds meer in de verdrukking? Zegt het niet iets van een kerkenraad die dat wel goedvindt en van een dominee die er wel van af wil.
Hoe zit het met de prediking van het kerkelijke jaar, de prediking van de heilsfeiten. In mijn Utrechtse tijd constateerde een hervormde collega net als ikzelf dat bijv. de prediking van de lijdende Borg in nogal wat gemeenten tot een minimum beperkt bleef. Kennelijk hebben nogal wat dienaren van het Woord moeite met het hart van het Evangelie: Jezus Christus en Die gekruisigd. En wat zit er achter wanneer wij het aantal diensten op de Christelijke feestdagen tot een minimum beperken. Zijn wij zo gauw uitgepraat over de genade van God in Christus?
Anderzijds: is zonde nog zonde en durven wij de zonde nog bij de naam te noemen in onze preken, zoals apostelen en profeten dat deden? Zoals de Heere Jezus Zelf het deed toen Hij als Kerkvisitator Zijn brieven schreef aan de zeven gemeenten in Klein-Azi? (Openb.2, 3) Wordt ook onder ons die barmhartigheid gevonden, die de Heere een wrede barmhartigheid noemt, omdat ze geen rekening houdt met God en met Zijn gericht?
 Nog een laatste punt: geloven wij als dienaren van het Woord nog in een hel als plaats van eeuwige straf en eeuwige nacht. Dat moest geen vraag zijn gezien de ernst waarmee de Schrift en vooral ook de Heere Jezus daarover spreekt. En ook gezien de handtekening die we als ambtsdragers hebben gezet. Maar een paar jaar geleden schreef het opinieblad CV Koers over het resultaat van een enquete onder predikanten, o.a. van onze kerken, waaruit gebleken was dat een aanzienlijk percentage van de CG predikanten niet meer geloofde in een hel als plaats van de eeuwige straf. In het Kerkblad voor het Westen, dat toen nog bestond, ben ik daar op verzoek van de hoofdredacteur op ingegaan. Ik ben van mening dat wie op een dergelijke manier meewerkt aan zo?n enqu?te, wantrouwen zaait onder collega?s en gemeenteleden. Koers heeft nooit een correctie geplaatst en van onze predikanten heeft niemand gereageerd. Maar het is bijna niet in te denken dat een dienaar des Woords van onze kerken niet zou geloven in een plaats van eeuwige straf. Een dergelijke opvatting zou wel een verklaring zijn voor een verandering in de genade en voor het feit dat het gericht van God in de prediking verzwegen wordt of gebagatelliseerd. (slot volgt)

Urk                               
J. Westerink


Commentaar

  • Nieuw leven 2024-04-19 17:47:34

    In januari begint het al: het wordt weer langer licht en de sneeuwklokjes gaan bloeien, en even...

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...

  • Leipzig en Navalny 2024-03-07 19:01:01

    Vorige week waren mijn vrouw en ik een paar dagen in het voormalige Oost-Duitsland op bezoek bij...