De afgelopen jaren en zeker de afgelopen maanden en weken zijn voor onze Christelijke Gereformeerde Kerken roerig geweest. In een tijd waarin kerken in Nederland toch al onder druk staan door secularisatie en vergrijzing, kwam de discussie over de vrouw in het ambt en over kerkelijk handelen ten aanzien van diegenen die samenleven in een homoseksuele relatie, als een storm over de gemeenten.
Polarisatie
Verschillende synodebesluiten en lokale keuzes hebben geleid tot polarisatie en spanningen. Ben je voor of tegen, dat wordt gevraagd. Ruimte voor nuance, voor rust, voor het midden lijkt er niet meer te zijn. Wat ooit vanzelfsprekend leek, is nu een bron van pijn en verdeeldheid.
Toch is het belangrijk om stil te staan bij wat deze situatie ons leert – niet alleen over onze structuren en besluiten, maar ook over onze roeping als kerk van Christus. Want hoe moeilijk het ook is, verdeeldheid dwingt ons tot bezinning. Wat is wezenlijk voor ons geloofsleven en kerkzijn? Hoe blijven we trouw aan Gods Woord en tegelijk verbonden met elkaar?
De CGK is altijd een kerk geweest die trouw geweest is. Trouw aan de Schrift, aan de belijdenis, aan elkaar. Uiteraard zijn er discussies geweest, felle discussies soms. Tot voor kort konden die discussies altijd gevoerd worden en kon men elkaar daarna weer de broederhand geven. Nu lijkt dat ver uit het zicht gekomen te zijn. De worsteling met deze situatie is niet per se verkeerd – zij kan juist vruchtbaar zijn als zij ons terugbrengt tot afhankelijkheid van de Heilige Geest. Niet onze argumenten of meerderheden, maar de stem van de Goede Herder moet centraal staan.
Nederigheid
Deze tijd vraagt om nederigheid. Geen enkele partij heeft het alleenrecht op zuiverheid, waarheid of liefde. Waar we menen het gelijk aan onze kant te hebben, ligt juist het risico van hoogmoed op de loer. Kunnen we – hoe moeilijk ook – elkaar nog zien als broeders en zusters die Christus liefhebben?
De toekomst van de Christelijke Gereformeerde Kerken is onzeker, maar onzekerheid is niet hetzelfde als hopeloosheid. We mogen vertrouwen dat de Here Zijn Kerk niet loslaat. De oproep van Paulus om ‘de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede’ (Ef. 4:3) klinkt vandaag niet zwakker, maar des te krachtiger. Misschien betekent dat op sommige plekken het inslaan van verschillende wegen. Maar ook dan blijft de roeping om in liefde en waarheid met elkaar om te gaan.
Laten we als gemeenten, ambtsdragers en gemeenteleden steeds weer teruggaan naar de bron: het Woord van God, het gebed, en het vertrouwen dat Hij bouwt aan Zijn gemeente – soms ondanks ons.
Dronten, Jurrian Oosterbroek