Het eerste gebod (1)
Naast of in plaats van God geen andere goden dienen!, zo begint de decaloog. Het volk Israël mocht helemaal niets voor andere goden voelen, niet aan hen denken, en er geen enkel belang aan hechten.
Ook voor ons mogen er geen andere goden bestaan tegenover God. De traditie heeft gekozen voor de weergave van dit gebod met een toekomende tijd: U «cursief» zult «einde cursief» geen andere goden voor mijn aangezicht hebben (Ex.20,3; Deut.5,7). Zo doen allerlei vertalingen.