Genieten kan alleen ‘met mate’
De hoofdzonden hebzucht en gulzigheid kun je zien als twee kanten van één probleem: gebrek aan zelfbeheersing, niet meer weten van een verantwoorde maat. Als we iets heel moois hebben beleefd en het is voorbij, zeggen we wel: ik val in een gat! Dat is een terecht waarneming. Op de een of andere manier hoort dat ‘gat’ bij het leven hier op aarde.
Wij zijn door God gemaakt als aardbewoners en daar moeten we onze plek innemen, met twee benen op de grond. Maar tegelijk ervaren we dat alles iets voorlopigs heeft. En van tijd tot tijd doet zich dat gelden. Augustinus zei het zo: Ons hart blijft onrustig totdat het rust vindt in God. Hebzucht is een poging dat gat toch zelf te vullen. Gulzigheid is een manier om dat gat te overschreeuwen door obsessief te ‘genieten’.