Precies vijf eeuwen geleden verschijnen de eerste gezangen van Luther in de Duitse liedboeken. Het vormt het begin van een rijke lutherse kerkliedtraditie, die nog altijd invloed uitoefent en kracht heeft.
Niet minder dan vierentwintig liederen van Luther zijn in 1524 in omloop. Maar de dichtader is nog niet uitgeput: gaandeweg verschijnen er de jaren door nog ten minste twaalf andere liederen van zijn hand. Zo maakt hij, als de Turken Europa dreigen binnen te vallen, het lied ‘Verleih uns Frieden gnädiglich’, een vertaling van het Latijnse ‘Da pacem Domine’. En als hij in 1534 met z’n gezin het kerstfeest wil vieren, schrijft hij bij wijze van rollenspel het kinderlied ‘Vom Himmel hoch, da komm ich her’. Daarin daalt een engel neer, vertelt de blijde boodschap, waarna de kinderen al zingend het Kind gaan opzoeken en aanbidden.
In deze jaren ontstaat ook Luthers beroemdste lied: ‘Ein feste Burg ist unser Gott’. Nee, het vindt z’n oorsprong niet in de periodes dat Luther op de Wartburg of de Coburg doorbrengt. Zijn lied ontstaat gewoon in Wittenberg, als er veel leed en aanvechting is en Luther houvast en troost zoekt. Die vindt hij in Psalm 46: ‘God is voor ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden.’ Naar aanleiding van die woorden zingt Luther over God als burcht en toevlucht en bezingt hij de kracht van het Woord dat van geen wijken weet. Later zullen de lutheranen zich zo met dit lied vereenzelvigen, dat ze hier en daar als ‘Festburgsinger’ worden aangeduid.