In het vorige artikel schreef ik over de eerste wortels van de gereformeerde kerken in Brazilië die teruggaan naar de tijd van de Reformatie. In dit artikel maak ik een sprong naar het begin van de twintigste eeuw.
Daar ligt het begin van een klein gereformeerd kerkverband waarmee onze kerken verbonden zijn. Het begin van dit kerkverband lijkt enigszins op hoe het in de dagen van de Reformatie begon.
Nieuw begin
De aanhangers van de nieuwe leer in de tijd van de Reformatie zochten een plek waar ze een veilig en rustig leven zouden kunnen leiden. In Europa waren ze niet veilig. Daarom trokken ze naar Brazilië waar ze – helaas – meemaakten dat ze ook daar slachtoffer werden.
In het begin van de twintigste eeuw gebeurde er iets vergelijkbaars. Daarbij ging het niet om godsdienstige onveiligheid, zoals in de zestiende eeuw, maar waren er meer economische redenen. Het leven was zwaar en daarom vertrokken er heel wat mensen uit Nederland in de hoop elders in de wereld een beter bestaan te kunnen opbouwen. Al in 1911 komt er zo een eerste groep mensen uit Nederland in de omgeving van Carambeí. Ze proberen daar hun leven op te bouwen en moeten daarbij heel wat moeite doorstaan. Er zijn heel wat tegenvallers, maar ze zetten door en langzaamaan ontstaat er een gemeenschap die begint te groeien in de nieuwe omgeving. Tot op de dag van vandaag vormen ze daar een economische factor van betekenis.
Eenzelfde verhaal kan verteld worden over een volgende groep immigranten uit Nederland die zich vanaf 1951 vestigen in wat nu Castrolanda heet. Ook daar wordt met hard werken een gemeenschap gevormd die op agrarisch gebied grote inbreng heeft in de Braziliaanse samenleving. En begin 1960 komt er nog weer een groep immigranten die in de regio Arapoti eveneens een met name agrarische gemeenschap vestigen. In grote delen van het enorme land van Brazilië zijn de agrarische producten van de coöperaties van de Hollandse gemeenschappen bekend.
Overeenkomst
Bij alle verscheidenheid die bestaat tussen de verschillende groepen immigranten die zich vestigen in het nieuwe land, is er als het gaat over het geloof een grote mate van overeenkomst.
In Nederland kwamen ze uit verschillende streken. De eerste groep die rond 1911 uit Nederland vertrok bestond voor een deel uit havenarbeiders uit Rotterdam, andere groepen kwamen uit het noorden van Nederland, en weer andere groepen kwamen uit de Hoekse Waard. Wat hen ondanks al die verschillen bij elkaar bracht was de calvinistische (hervormde of gereformeerde) manier om het geloof te beleven. Daar zat, gerekend naar de verschillende kerkgenootschappen waaruit ze in Nederland afkomstig waren, ook weer verscheidenheid in, maar ze vonden elkaar aan de andere kant van de oceaan in een gezamenlijk zoeken naar en vormgeven van het geloof. Dat geloof was namelijk van fundamenteel belang voor hen. Het bond hen samen. Er was zoveel nieuw en vreemd en moeilijk in het nieuwe land: een ander klimaat, een andere taal, een andere cultuur. In die situatie bracht het samenkomen op grond van het geloof eenheid en samenhang in de – in het begin – kwetsbare gemeenschappen van Hollandse immigranten. Het behouden van het geloof was meer dan religiositeit. Het was heel hard nodig in de barre omstandigheden van het eerste loodzware begin. Het bood houvast in de soms enorm diepe beproevingen.
Al snel werden er in de nieuwe gemeenschappen godsdienstoefeningen gehouden: in Carambeí begon dat in een huis van de Braziliaanse Spoorwegmaatschappij; in Castrolanda in een kantoor van de coöperatie; en in Arapoti in een eenvoudig gebouwtje.
Kerkverband
In het eerste begin werden in de zondagsdiensten vooral preken gelezen, en er werd meteen werk gemaakt van het onderwijzen van de jongeren in het geloof. Omdat er geen voorganger was, werd al dat kerkenwerk eerst ter hand genomen door een aantal broeders uit de gemeente. Al gauw echter zicht men hulp door contacten te leggen met andere protestantse kerken die daar waren.
Zo liggen er al vanaf het eerste begin contacten met de lutherse kerk die ‘meegekomen’ was met immigranten uit Duitsland. In de eerste doopdiensten van de nieuwe gemeenschappen werd voor de doop vaak de hulp ingeroepen van lutherse predikanten uit de omgeving.
Er werd ook hulp ontvangen vanuit een Nederlandse gereformeerde kerk in Argentinië, de Igrejas Reformadas da Argentina (IRA). Een predikant uit deze kerk, ds. B. Bruxvoort, kwam naar Carambeí met de opdracht te onderzoeken of de gemeente van Carambeí levensvatbaar was en dus als gemeente geïnstitueerd kon worden.
Dat onderzoek leidde metterdaad tot het institueren van de gemeente, waarmee de eerste stap in het proces naar het ontstaan van een kerkverband een feit was. In 1953 volgde de gemeente van Castrolanda, en in 1960 voegde ook Arapoti zich bij dit nieuwe verband van kerken. De eerste jaren waren de banden met de kerk in Argentinië duidelijk bepalend, en maakte men officieel deel uit van de IRA. In 1962 maakten de kerken binnen Brazilië zich los van de IRA en sindsdien bestaan ze als Igrejas Evengelicas Reformadas no Brasil (de IERB). De eerste eigen synode werd in 1963 gehouden.
Integratie
In de eerste jaren hadden deze kerken een duidelijk Nederlands karakter. Steeds meer beseften de kerken echter dat zij zich niet los konden blijven bewegen van de Braziliaanse context. Sowieso vond er sinds het opgroeien van de tweede generatie een proces van integratie plaats waarbij er verschillende uitdagingen op tafel kwamen. Want, hoe verhoud je je tot de Braziliaanse mensen, te midden waarvan je leeft en met wie steeds meer verbindingen ontstaan. En wat betekent dat als het gaat om de vraag naar de boodschap waarin je gelooft en waaruit je leeft? Daarover wil ik graag wat schijven in het laatste artikel van dit drieluik.
Jan van ’t Spijker, Hoogeveen