De tien geboden kregen in de middeleeuwen een steeds belangrijker plaats in de liturgie en het onderwijs van de kerk. Deze lijn is door de reformatie voortgezet. Luther begon zijn catechismi zelfs met een uitleg van de tien geboden.
Luther zag voor de wet vooral twee functies. De eerste functie heeft vooral betrekking op de overheid. De overheid kan aan de hand van de wet ervoor zorgen dat het kwaad dat mensen doen, wordt ingedamd. De tien geboden zijn een regel voor het burgerlijke leven. De tweede functie betreft het aanwijzen van zonde. De wet is een spiegel. Zij ontdekt de zondaar aan zichzelf. Zo is de wet een tuchtmeester tot Christus: ze drijft hem uit naar de verlosser van zonde en schuld.