In de jaren twintig van de vorige eeuw werd het deputaatschap voor de buitenlandse zending door de synode opgericht. Daarvoor was er vanaf 1906 een commissie namens de synode bezig met het zendingswerk. Die commissie kwam er dankzij de classis Dordrecht. Daar was kort na 1892 al een zendingscommissie gevormd. Het duurde wel enige tijd voordat de synode dat initiatief overnam. Na 1892 had men vooral aandacht voor de inrichting van het kerkverband en de theologische opleiding. Dordt hield vol – en uiteindelijk kwam er een commissie en een paar jaar later een deputaatschap.
Wie de stukken naleest van het begin komt vooral de verwijzing tegen naar de opdracht van de Here Jezus bij zijn hemelvaart, om het Evangelie aan elk schepsel bekend te maken. In het blad Uw Koninkrijk Kome, dat sinds 1906 door de synodale zendingscommissie werd uitgegeven zal meer ingegaan zijn op de vraag: ‘waarom zending’. In dit artikel wil ik met u nadenken over die vraag: waarom is er zending? Wat is het doel?
Je kunt zeggen: het doel is, dat verloren mensen het Evangelie horen, zodat ze zich bekeren tot de Here Jezus Christus. Een ander antwoord is: het doel is, dat er kerken gesticht worden. Nog een antwoord: het gaat bij zending om het Koninkrijk van God dat op aarde komt. Net zoals de Here Jezus begon in Markus 1, zeggen we dan: het Koninkrijk van God is nabijgekomen, bekeert u en gelooft het evangelie. Al die dingen horen erbij. De Bijbel spreekt over het begin van de kerk, na de uitstorting van de Heilige Geest op Pinksteren, en dat dan de grote zendingsactie begint.
Maar zeggen we daarmee het diepste over de vraag: waarom is er zending? Ik wil een bepaald element naar voren brengen, dat ik vond na het lezen van een boek van de Amerikaanse theoloog John Piper. Hij schreef dertig jaar geleden een belangrijk boek over zending. De titel is ‘Let the nations be glad’. Dit jaar werd het in een Nederlandse vertaling uitgebracht[1].
Piper zegt: ‘Zending is niet het hoogste doel van de kerk. Het hoogste doel is aanbidding. Zending bestaat omdat aanbidding ontbreekt. Aanbidding is het hoogste doel, niet zendingswerk, want God is de Hoogste, niet de mens. Wanneer de tijd er niet meer is en de talloze miljoenen verlosten zich met hun gezicht ter aarde voor Gods troon neerwerpen, zal er geen zending meer worden bedreven. Dat is een tijdelijke noodzaak. Maar aanbidding is er altijd en eeuwig’ (blz. 15).
Laten we daar wat langer over nadenken. Zending bestaat omdat aanbidding ontbreekt.
Waarom schiep God de mens? De vaderen van de Westminster Confessie geven daar in hun catechismus antwoord op. ‘Wat is het hoogste doel van de mens? Het hoogste doel van de mens is God te verheerlijken (1Kor. 10:31; Rom. 11:36) en eeuwig Hem te genieten (Ps. 73:25-28).’
Toen de mens door de zondeval dat niet meer kon, heeft God niet gezegd: weg ermee. Hij begon zijn reddingsplan. Hij gaf uiteindelijk zijn Zoon. Gods missie is erop gericht dat de aanbidding terug zal keren. Hij leerde Israël ervan zingen. Zie de Psalmen 96, 97, 67 en 117, om maar een paar te noemen.
Het Nieuwe Testament spitst dat toe op de zending van de Zoon, Jezus Christus. Hij was helemaal gericht op de eer en aanbidding van zijn Vader. Zie hoe Jezus in Johannes 12, als het lijden nadert, zegt: Wat moet ik vragen? Vader, neem mij hieruit weg? Nee, hiertoe ben ik gekomen. Vader, laat zien hoe groot Uw naam is. Uitbundig spreekt de apostel Paulus in het eerste hoofdstuk aan de Efeziërs. God verbindt ons – de gelovigen – met Christus, opdat de lof van zijn heerlijkheid zichtbaar wordt in onze levens (Efeze 1: 6.12.14). De apostel Johannes ziet waar het op uit zal lopen: in Openbaring 7: 9 ziet hij een schare die niemand tellen kan, voor de troon van de Almachtige en voor het lam, uit alle volken, stammen, talen en naties. Zij zingen de lof van God en van het lam. Zij prijzen Hem uitbundig. Dat is waar het op uitloopt. Als dat gebeurt, is de tijd van de zending voorbij. Aanbidding is het doel van alle zendingswerk.
We luisteren nog eenmaal naar Piper. Hij zegt ook: aanbidding is de brandstof voor zending. Je kunt niet iets aanprijzen wat je zelf niet de moeite waard vindt. Een zendeling zal nooit uitroepen: laat de volken zich verblijden, als hijzelf niet van harte kan zeggen: Ik zal mij in de Here verblijden.
Wanneer mensen vol zijn van wat God voor hen deed, daar zal het getuigenis makkelijk gaan. Wanneer de gemeenteleden in de eredienst gewezen worden op de grootheid en lieflijkheid van God, op de grootheid van zijn genade, op het werk van de Here Jezus Christus, daar zullen ze leren Hem lief te hebben.
Maar het is ook andersom. Waar weinig hartstochtelijke liefde voor God is, zal weinig zendingsijver zijn. Een kerk die niet allereerst gericht is op het verhogen van Gods majesteit, zal niet snel een vurig verlangen ontsteken om zijn eer te verkondigen onder de volken. Hoe meer we – ook in de kerk – bezig zijn met onze eigen agenda, hoe minder aandacht we hebben voor Gods agenda!
Willem van ’t Spijker, zendingsconsulent