God heeft in de geschiedenis van het oude Israël meer dan eens bewezen dat Hij voor zijn volk opkomt. Hij heeft dat onder andere laten zien bij de bevrijding van Israël uit de slavernij van Egypte door veel tekenen en wonderen. Hij is nog steeds een God van macht en majesteit.
Het vorige artikel sprak over de eerste plagen die de HEER over Egypte deed komen. Maar de farao liet de Israëlieten niet gaan. Met de vierde plaag stuurt Hij niet alleen steekvliegen, maar een mix van ongedierte op Egypte af.
Mestkever
Sommige uitleggers menen dat het hier om een natuurverschijnsel gaat in plaats van een wonder, maar de tekst zelf onderstreept het wonderkarakter: de farao erkent dat het een wonder is, anders zou hij niet aan Mozes vragen vurig voor hem te bidden. Ook bij deze plaag vallen de Egyptische goden van hun voetstuk. De god Re-Chepri, die als mestkever wordt afgebeeld, bijvoorbeeld. Hij is de god van de opstanding van het leven. De vierde plaag maakt het land onleefbaar.
Door de veepest, de vijfde plaag, sterft al het vee van de Egyptenaren. Bij de aankondiging wordt de farao duidelijk gemaakt dat de Israëlieten niet zijn eigendom zijn.
Voor het eerst is er sprake van de dood, een voorbode van de dodelijke slag die de eerstgeborenen treft bij de tiende plaag. Ook bij deze plaag vallen Egyptische goden van hun voetstuk. Het symbool van de god Apsis is een stier. Hij staat symbool voor de koninklijke macht van de farao. De stier en andere heilige dieren worden getroffen door de hand van God. Ze zijn niet te redden.
Zonder verdere waarschuwing vooraf vindt de zesde plaag plaats. Mozes strooit voor de ogen van de farao roet van de steenovens de lucht in. De steenovens kun je zien als symbool van de welvaart van Egypte. De HEER maakt van het naar de hemel gegooide roet een biologisch wapen. Er breken zweren uit bij mens en dier. De Egyptenaren, die bekend staan om hun lichaamshygiëne, veranderen in mensen die afschuw opwekken door hun stank.
Verharding
In de plagen vier tot en met zes valt de nadruk op de sprekende God. Zo heeft Mozes God ook zelf ervaren bij de brandende doornstruik. Israël heeft die stem later in de woestijn ervaren.
Bij de eerste vijf plagen verhardt de farao zelf zijn hart, maar na de zesde plaag doet de HEER dat. God versterkt de verharding van het hart van de farao zodat de farao op een punt komt dat een weg terug niet meer mogelijk is.
De zevende plaag is het begin van het einde. God laat zien dat Hij de Heer van de hemelse machten is. Mozes moet zijn stok naar de hemel houden en dan laat God het onweren en hagelen. De hagel brengt dood en verderf in heel Egypte. In Egypte wordt vooral de god Seth (een vijandgod) gezien als een god die zich laat zien in donderstormen. Maar in de zevende plaag klinkt de stem van de HEER. De farao, de godenzoon, wil schuld belijden tegenover de God van Israël. Mozes moet voorbede bij God doen. Maar als de donder en hagel ophoudt, weigert de farao de Israëlieten te laten gaan.
De achtste plaag heeft een uitgebreide inleiding. God vertelt dat Hij de farao in leven heeft gelaten om hem zijn macht te laten zien en om zijn naam op heel de aarde bekend te maken. Bij deze achtste plaag zorgt de woestijnsprinkhaan voor verwoesting: zij vreten het land Egypte kaal. ‘Vergeef me toch nog één keer,’ zegt de farao. ‘Bid dat jullie God deze dodelijke ramp laat ophouden.’ Mozes bidt tot God, die de wind laat draaien. Er blijft geen sprinkhaan over. Door deze plaag kunnen de Egyptenaren geen offers meer brengen aan Horus, de god die symbool staat voor alles wat gaaf en ongeschonden is, en aan de aardgod Geb.
De negende plaag zorgt in het land gedurende drie dagen voor duisternis. Mozes krijgt de opdracht zijn arm uit te strekken naar de hemel, dan komt er duisternis over Egypte, een duisternis zo dicht dat ze tastbaar is. Voor de Egyptenaren ziet de toekomst er donker uit, voor de Israëlieten is er licht: de uittocht die beloofd is. Farao laat Mozes bij zich komen. Israël mag JHWH gaan vereren, maar het vee moet in Egypte blijven. Mozes wil dat ook het vee meegaat, onder andere voor de offerdienst. Maar de HEER zorgt ervoor dat de farao niet toegeeft: zijn hart verhardt.
Magiërs
De eerste negen wondertekenen zijn geordend in groepjes van drie. Bij een vergelijking valt op dat Mozes bij de eerste, vierde en zevende plaag de opdracht krijgt om in alle vroegte naar de farao te gaan. Bij de tweede, vijfde en de achtste plaag wordt de farao opgeroepen om het volk te laten gaan en wordt er aangekondigd wat er zal gebeuren als hij weigert. Elke laatste plaag vindt zonder oproep of aankondiging plaats.
Verder valt op dat er bij de eerste drie plagen wordt gesproken over zowel de staf van Aäron als over magiërs. In het vierde, vijfde en zesde wonderteken zijn zowel de staf van Aäron als de magiërs afwezig. In de zevende en achtste plaag zien we opnieuw de staf terugkomen. Dit keer wordt hij de staf van Mozes genoemd. In de negende plaag is de staf vervangen door Mozes’ hand.
De laatste plaag is een laatste oproep tot bekering, maar JHWH verhardt het hart van de farao. Niet de farao en ook niet de Egyptische goden hebben recht op de dienst van Israël, maar JHWH. Hij heeft de farao bevolen om Israël, zijn zoon, te laten gaan om Hem te vereren, maar dat heeft farao geweigerd. Daarom zullen alle eerstgeborenen sterven. De HEER beperkt zich tot de eerstgeborenen: zij zijn een vergelding voor de onderdrukking van zijn eerstgeborene. De farao en Egypte zullen beseffen dat God de HEER is die alle macht in de hemel en op de aarde heeft.
Folkert Rinkema, Mussel
Ds. F. Rinkema is predikant van de Nederlandse Gereformeerde Kerk van Mussel. Eind 2024 heeft hij de module Oude Testament verzorgd voor de cursus ‘Theologische vorming voor gemeenteleden’ te Onstwedde.