In het vorige artikel heb ik stilgestaan bij de term ‘geboortetechnologie’, die in zichzelf een tegenstelling bevat. Er is gesproken over de levensbeschouwing die achter geboortetechnologieën schuilgaat; over het technologisch begeleiden van zwangerschap. IUI en IVF zijn als voorbeelden genoemd van technologieën die als optie in beeld kunnen komen bij ongewenste kinderloosheid.
In dit vervolg gaan we in op ICSI, zaad- en eiceldonatie, IVG en op de zorg voor het leven.
Intra cytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) gaat nog een stap verder dan IVF. Hierbij wordt een zorgvuldig geselecteerde en bewerkte spermacel met een naald direct in de kern van een eicel gebracht waarbij die – is de bedoeling – samensmelten. Bij ICSI wordt er dus nog minder ruimte gelaten voor het natuurlijke ontstaan van nieuw leven.
Donatie
Het bewaren van ingevroren embryo’s is ethisch problematisch zagen we de vorige keer bij de bespreking van IVF. Bij het ontdooien gaan vervolgens ook embryo’s verloren en daarmee pril menselijk leven. Weliswaar gaan in een natuurlijke situatie ook bevruchte eicellen verloren, maar dat is dan niet te wijten aan menselijk ingrijpen.
Het blijkt dat tot op de dag van vandaag bij de ontwikkeling van IVF en ICSI grote aantallen embryo’s verbruikt worden. De vraag moet worden gesteld of we hier met een ontwikkeling te maken hebben waarbij God niet meer nodig of gewenst is.
Als de onvervulde kinderwens wordt ‘opgelost’ door zaad- of eicellen van iemand anders te gebruiken betekent dat dat er een derde in een relatie binnenkomt (vgl. het zevende gebod). Bij deze donatie wordt bovendien de wens naar biologisch eigen kinderen niet of slechts ten dele vervuld – hooguit voor een van de beide partners. De vraag is ook welk belang hier het meest gediend wordt: dat van de wensouders of dat van het donorkind?
Onlangs zijn de televisieprogramma’s ‘Spoorloos’ en ‘DNA onbekend’ van de buis gehaald. Het waren programma’s die duidelijk laten zien dat biologisch ouderschap belangrijk is en een kind bijna altijd ernaar verlangt zijn of haar biologische achtergrond te kennen – het antwoord op de vraag ‘Van wie ben jij er een?’ is onderdeel van iemands identiteit. Een donorkind heeft daarom (bij wet) het recht om te weten wie de donor is en kan daarnaar op zoek gaan.
Geslachtsteleurstelling
Onlangs bleek dat er in Nederland meer dan gedacht abortus plaatsvindt vanwege een ongewenst geslacht: geslachtsteleurstelling (jongen/meisje) of de wens van een perfect gezinsplaatje vormen dan reden om een kind te aborteren (EO’s podcast ‘De Koningswens’). Deze en andere wensen van ouders kunnen in de toekomst ook richting het ontwerpen van een baby gaan (zgn. designer-baby).
Via IVF met aansluitend een pre-implantatie genetische test (PGT) kan gekeken worden naar bepaalde eigenschappen van het ontstane embryo. Als de gewenste eigenschappen niet aanwezig zijn, zou dan besloten kunnen worden om het embryo niet in de baarmoeder van de wensmoeder te plaatsen. In de toekomst kunnen genen (DNA) wellicht zó gemanipuleerd worden dat de gewenste eigenschappen kunnen worden ‘aangebracht’. Het verbeteren van mensen (human enhancement) heeft veel aandacht in wetenschappelijk onderzoek en veel financiële middelen gaan richting dit onderzoek. Als individueel stel draag je niet direct de verantwoordelijkheid voor deze ontwikkelingen, maar het is goed om mee te wegen dat je als stel wel staat in een ontwikkeling waarbij God als Gever van leven steeds meer buiten beeld raakt en de mens de plek van ‘schepper’ lijkt te kunnen gaan innemen.
IVG
Het einde van de technologische ontwikkelingen rond zwangerschap en geboorte is nog niet in zicht. Een volgende technologische ontwikkeling is namelijk in vitro gametogenese – een techniek om zonder eierstokken of testikels geslachtscellen te kweken en deze vervolgens samen te laten smelten tot embryonaal nieuw leven.
Bij IVG wordt geprobeerd om stamcellen aan te zetten tot het vormen van ei- of zaadcellen. Stamcellen zijn lichaamscellen die nog kunnen uitgroeien tot allerlei soorten cellen. Om die stamcellen te verkrijgen, probeert men gewone lichaamscellen (bijvoorbeeld huidcellen) terug te programmeren tot stamcellen óf stamcellen te ‘oogsten’ uit embryo’s. Deze stamcellen zouden dan in een bepaalde kweekvloeistof kunnen worden aangezet om uit te groeien tot ei- of zaadcellen. In theorie zou dat betekenen dat je zelfs een kind van jezelf kunt krijgen of een kind van een overleden iemand of van iemand die je graag als vader/moeder zou zien, zonder die persoon daarvan in kennis te stellen, maar door huidcellen van die persoon te gebruiken. In principe zou deze technologie steeds meer varianten van ouderschap en gezinsvorming mogelijk kunnen maken.
De ouder-kindrelatie gaat daarmee in toenemende mate van een persoonlijke relatie van ontvanger-gave naar een van maker-maaksel. Maar een mens wordt geboren, niet gemaakt, ofwel hoe verhouden de verschillende technologieën zich tot het door God geschapen en gegeven leven?
Zorg
Een belangrijke focus bij geboortetechnologieën is de zorg voor het leven. De ethische kernvraag is niet of de toekomstige generatie, het kind dat we hopen te krijgen, aan onze gewenste kwaliteitseisen voldoet. We hoeven alleen maar in de spiegel te kijken om te zien hoe imperfect het leven kan zijn. De vraag is eerder wat wij voor dat nieuwe leven kunnen betekenen en hoe wij dit het best tot ontplooiing kunnen helpen brengen.
Ondertussen kan kinderloosheid zwaar drukken. Daarbij gaat het niet alleen om ethische vragen, maar ook om pastorale nabijheid en fijngevoeligheid. Eenzaamheid en onbegrip versterken het verdriet en kunnen het verlangen wekken om alles in het werk te stellen om biologisch eigen kinderen te krijgen.
De technologische weg tot het einde gaan kan het rouwproces van het geen biologisch eigen kinderen hebben uitstellen. De technologische weg vraagt echter ook heel veel van wensouders en kan een behoorlijke druk zetten op hun relatie.
Is er ruimte om samen te bidden, samen te huilen, samen te zoeken naar een weg waarop de kinderzegen mogelijk ontbreekt, maar Gods zegen ontvangen wordt voor een andere – dan de primair gewenste – invulling van een goed leven? Zorg voor het leven kan een leven betekenen waarin God wordt gekend en geliefd en de medemens gezegend wordt door een paar dat geen biologisch eigen kinderen heeft maar Gods zegen verspreidt naar andere kinderen van God en naar een ieder die God op hun weg plaatst.
Voor wie persoonlijk met verminderde vruchtbaarheid te maken heeft is de NPV-Advieslijn graag beschikbaar voor persoonlijk gesprek en meedenken bij het maken van keuzes. Kijk op npvzorg.nl/advieslijn.
Bert-Jan Heusinkveld
Dr. Bert-Jan Heusinkveld is predikant en medisch-ethicus. Hij is directeur van NPV – Zorg voor het leven