Soms krijg je een boek in handen waarvan je zegt: dat had ik eerder willen lezen. Dat geldt wat mij betreft helemaal van het boek dat werd geschreven door drs. M.A. Buitink-Heijblom. Zij snijdt een onderwerp aan waarmee niet alleen heel veel mensen te maken krijgen, maar waar ook heel wat pastors tegenaan lopen.
In het voorwoord wordt de zaak meteen aangesneden: rouw is heel wat breder dan wat we over het algemeen denken. En grijpt daarom ook breder en dieper om zich heen. De manier waarop de auteur de dingen naar voren brengt, laat zien dat ze weet waar ze het over heeft. Dat is zo in meer dan één opzicht. Bij het verschijnen van dit boek publiceerde het Reformatorisch Dagblad een interview met de schrijfster waaruit duidelijk werd dat zij zelf weet wat het betekent om met rouw te maken te krijgen terwijl er geen sprake is van een overlijden. Dat geeft aan het boek een extra dimensie die het dieper maakt en wezenlijker maakt.
Hier is een ervaringsdeskundige aan het woord die op kundige wijze beschrijft wat er eigenlijk aan de hand is, als we het over rouw hebben. Ze bespreekt verschillende belangrijke theorieën die daarbij veelal gebruikt worden. Een van die theorieën die ikzelf meekreeg in mijn studie is die waarin de verschillende fasen die een mens doormaakt als er sprake is van rouw doormaakt. Daar hoort de naam van de Zwitserse psychiater Elisabeth Kübler Ross bij, die een heel proces beschrijft van ontkenning, woede, marchanderen, depressie en (ten slotte) overgave. Ik heb het vaak herkend in mijn eigen pastoraat. Maar een andere theorie waarbij de naam de klinisch psycholoog Manu Keirse genoemd moet worden beschrijft een andere benadering; er zijn geen verschillende fasen die men door moet, maar er is eerder sprake van een aantal rouwtaken die moeten worden doorlopen. Dat gaat dan om het onder ogen zien van de werkelijkheid, het ervaren van de pijn van het verlies, het zich aanpassen aan de wereld na het verlies, en het zich herinneren en weer leren genieten. Uiteraard geldt daarbij dat de verschillende fasen of rouwtaken niet strikt van elkaar kunnen worden onderscheiden: de grenzen tussen de verschillende fasen en taken zijn vaak grillig en diffuus. Pijn en verdriet kunnen soms zomaar boven op iemand vallen. Wie weet wat het is te leven met verlies zal dat herkennen. En ik hoor het in mijn pastorale herinnering maar wat vaak, dat mensen erover vertelden, dat het er zomaar ineens weer zo heel heftig kan zijn.
Ten slotte ademt het boek betrokkenheid. Mooi zijn de paragrafen waar aandacht gegeven wordt aan de bijzondere context van de christelijke gemeente waarbinnen rouw en verdriet een plek mogen hebben, en waarbinnen ze er mogen zijn: de mensen die eronder gebukt gaan. Terwijl de wereld soms de indruk wekt dat het leven zo snel mogelijk weer gewoon moet zijn en door moet gaan, is de gemeente de plek waar geleefd wordt in afhankelijkheid van de Ander (met een hoofdletter), waardoor er oog mag zijn voor de ander die met haar of zijn pijn en verdriet te leven heeft, zodat die mens zich gezien mag weten.
Ik ben blij met dit boek en zou willen dat mijn collega’s en allen die in het pastoraat werkzaam zijn er kennis van nemen. Mw. Buitink biedt veel, ook in de voorbeelden die ze bespreekt. Het wordt tastbaar. Het zet je aan het denken. Het biedt handvatten. Daarom zeg ik volmondig: van harte aanbevolen!
J. van ’t Spijker, Hoogeveen
N.a.v. M.A. Buitink-Heijblom, Leven met verlies. Rouwen terwijl er niemand is overleden, Jongbloed: Leeuwarden, 2024, 192 p., € 15,99, ISBN 978 90 8897 406 9