Onder de Poort
De ouden van de stad komen bij elkaar onder de poort en bespreken de zaken van alle dag.
De oude was opgestaan, had zijn mantel om zich heen geslagen, was op kousenvoeten naar de deur gelopen en had zijn laarzen pas buiten aangetrokken. Hij gunde ieder zijn of haar broodnodige nachtrust en vrede van geest. Zich niet bewust van de tijd liep hij door het donker van de nacht door de stad. Onder zijn laarzen sopte de smeltende sneeuw. Al snel (zo groot was de stad nou ook weer niet) zag hij de contouren van zijn werkplek, de poort. De wacht op de muur zag hij ineengedoken bij zijn vuurkorf zitten. Een silhouet tegen een flakkerend licht. Gevoel van aanwezige aandacht. Toen hij vlak bij de poort was stond de wacht even op, keek over de trans naar beneden en leek vrij snel gerust gesteld. Het was één van de ouden maar. De wacht zei niets en ging weer bij het vuur zitten.