We nemen weer een van de hoofdstroom van de kerk afwijkende opvatting onder de loep. Het betreft dit keer de opvatting van Arius. Hij stelde de vraag of je Christus wel als God mocht bestempelen. Is Hij God of toch een schepsel?
Is dat op het eerste gezicht een relevante vraag? Schepsel of God. Worden wij met de beantwoording van die vraag wijzer? En als we dan wijzer worden, wát worden we dan wijzer? Waarom strijd in de vroege kerk (vierde eeuw) over de identiteit van Jezus? Het voert ons terug naar de vraag van Jezus aan zijn discipelen: Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is? En, daaraan gekoppeld, het antwoord van Simon Petrus: U bent de Messias, de Zoon van de levende God (Mat.16,13-16). Je zou kunnen zeggen dat in de vraag (Mensenzoon) en het antwoord (Zoon van de levende God) de spanning al ligt opgesloten. Het hangt er maar vanaf hoe je die woorden vertaalt: hebben we met Jezus nu met een mens te maken of met God, of met een zogenaamd Godmens?