Pleeg geen echtbreuk (2)
In het zevende gebod spreekt God de man aan. Hij mag het huwelijk van zijn naaste niet breken door omgang te hebben met diens vrouw. Dit gebod gaat ervan uit dat de vrouw het eigendom van de man is. Maar dit eigendomsrecht is niet absoluut. Dat blijkt ook uit de mohar, de bruidsprijs.
De mohar was niet een koopsom in de strikte zin van het woord, maar eerder een bekrachtiging van een overeenkomst. De overeenkomst hield in dat de familie van de bruidegom het meisje in hun kring adopteerde. De prijs was dus eigenlijk een loskoop uit het gezag van haar vader. Zij werd daardoor niet zomaar het bezit van haar schoonfamilie, maar was losgekocht uit haar vaderlijk huis met het oog op haar huwelijk. Het heer-zijn van de man betekende dat hij beslissingsbevoegdheid had en niet dat hij met haar kon doen en laten wat hij wilde.