Ieder die gelooft, heeft zijn eigen gedachte over God en zijn manier van handelen. Die gedachte krijgt ook al in de kinderjaren enige vorm, doordat je leert hoe je de HERE God aanspreekt, wat je van Hem mag verwachten, en hoe Hij Zich bekendmaakt.
Mensen hebben verschillende godsbeelden: God als de ontzag- en vreeswekkende, een vriend met wie je vertrouwelijk omgaat, een weldoener die goede dingen doet en succes garandeert, een afstandelijke god hoog daarboven, een god die in heel de werkelijkheid aanwezig is en alles doordringt, een god die met deze wereld meelijdt, een vaderfiguur of juist niet. Zo heeft ieder zijn eigen voorstelling. Deze voorstelling is mede gevormd door de ervaring die je hebt opgedaan in je leven. Positieve ervaringen met je ouders en met mensen in de kerk spelen een rol in dat vormingsproces, maar ook negatieve ervaringen.