Als je trouwt, trouw je met iemand van de andere sekse. Zo heeft God het ingesteld.
Zo hóórt het. Ook voor mij stond dat vast. Totdat één van onze kinderen vertelde niet hetero, maar homoseksueel te zijn.
Hoe reageer je dan? Raad je aan - christelijke - hulp tot genezing te zoeken? Ik deed dat wel. Wat echter als genezing uitblijft? Spreek je dan over een doorn in het vlees? Zeg je dan dat Gods genade genoeg zal zijn om het alleen te rooien? Maar wat dan als er toch een partner in beeld komt? Als moeder en vader, die ook nog ’s predikant is, worstelden wij hiermee. Privé én binnen onze gemeente. Want wat doe je als kerk met een ‘praktiserende’ homo in je midden? Natuurlijk kies je de pastorale benadering boven de botte bijl. Hoe liefdevol dit echter ook bedoeld én uitgevoerd werd, in ‘ons geval’ werkte het niet. Noch in onze, noch in andere gemeenten na de onze. Het strandde steeds op hetzelfde punt omdat het lieflijke lied overal eindigde met hetzelfde slotakkoord: een homoseksuele relatie is God een doorn in het oog. Hij veroordeelt het. Zie de geschiedenis van Sodom en Gomorra, lees Romeinen 1, enzovoort.