De ceder
Ceders zijn machtige bomen. Ze kunnen bijna veertig meter hoog worden, de stam kan een omtrek hebben van twaalf meter. Door de horizontaal groeiende takken kan de boom een omtrek krijgen van wel zestig tot negentig meter.
De ceder verbeeldt dan ook kracht. Op heel veel plaatsen in de Bijbel kom je dat tegen. In Hooglied bezingt het meisje haar prachtige vriend: zijn gestalte is zo fier als een ceder van de Libanon.
Ja, de Libanon. In de tijd van de Bijbel waren er uitgestrekte wouden met ceders, cipressen en eiken. Cederhout werd gebruikt voor de bouw van paleizen en tempels. Ook Salomo haalde er het hout voor de tempelbouw. Nu zijn er in Libanon nog maar weinig ceders over. Elders worden ze wel aangeplant in grote tuinen.




We zitten met z’n drietjes in de ongezellige hal van een psychiatrische kliniek. Zonder moeite kunnen we de gesprekken om ons heen volgen. We proberen ons te concentreren op onze vriendin. ‘Kunnen we niet zachtjes een lied zingen?’ vraagt ze. ‘Wat zullen we zingen?’ Ze heeft een voorstel. ‘Omdat Hij leeft ben ik niet bang voor morgen, omdat Hij leeft mijn angst is weg’. We zingen het zachtjes. Het is geen fiere constatering, het is meer een bede, een diep verlangen. Heer bevrijdt me van de angst. Ik moet denken aan een uitspraak van de dichter Willem Barnard: ‘ik kan alleen nog zingend geloven’.
Vandaag de dag zijn mensen mondiger dan ooit, vooral in westerse samenlevingen. Hoe gaan we pastoraal om met dit ‘type mens’ dat zich niet zomaar wat laat gezeggen?
Vandaag de dag zijn mensen mondiger dan ooit, vooral in westerse samenlevingen. Hoe gaan we pastoraal om met dit ‘type mens’ dat zich niet zomaar wat laat gezeggen?