Het zesde gebod (2)
In het vorige artikel is aangegeven dat het verbod op doodslag betekent dat je niet wederrechtelijk iemand het leven mag benemen. Dat houdt dus in dat er geen absoluut verbod op doden is. Doden kan gerechtvaardigd zijn.
God heeft in zijn gevallen wereld noodordeningen gegeven. Dat zijn ordeningen die noodzakelijk zijn om het kwaad in de wereld in te dammen. Dit kwaad kan een oorlog rechtvaardigen.
Op grond van dit gebod kun je dus niet zeggen dat een christen een pacifist moet zijn. Het gebod verbiedt het wederrechtelijk doden van de naaste. Het woord dat in de grondtekst wordt gebruikt voor doodslag, wordt nooit gebruikt voor oorlogshandelingen.