Het vorige artikel in de reeks over landbouwwetenschappen ging over
ondernemerschap. Daarin stond de publicatie van het Landbouw Economisch
Instituut ?de kunst van het zien en het realiseren? centraal. In dit
artikel wil ik op het aspect van zien en waarnemen nog wat dieper
ingaan.
In het agrarisch onderwijs en in het landbouwkundig onderzoek kennen we
waarnemen niet als een apart vakgebied. Maar als je met mensen uit het
bedrijfsleven praat over wat studenten goed moeten kunnen, dan wordt dat
woord waarnemen vaak genoemd. Studenten in het agrarisch onderwijs
moeten goed leren waarnemen. Dat geldt op verschillende vakgebieden. Bij
bodemkunde moeten studenten leren om goed naar de bodem te kijken. Hoe
diep wortelt het gewas in deze grond, zie ik gangen van regenwormen of
zie ik verdichte lagen in het bodemprofiel.
Bij veel andere opleidingen moeten studenten leren om goed om zich heen
te kijken; wat gebeurt er in dit bedrijf, hoe ziet de omgeving van dit
bedrijf eruit, hoe vinden ontwikkelingen plaats en waarom voert een
bedrijf bepaalde veranderingen door.
Het gaat er in het agrarisch onderwijs dus om dat je studenten leert
waarnemen, om op basis daarvan inzicht te verwerven. Studenten moeten
deze competentie (zo noemen we dat in het onderwijs) op meerdere
plaatsen kunnen oefenen en toepassen. Bijvoorbeeld in een bedrijf waar
ze stage lopen, maar ook in de omgeving van dat bedrijf. Of nog groter,
in de hele samenleving, nationaal en internationaal.
Hoewel ik in mijn diensttijd ben opgeleid als waarnemer bij de
artillerie, vind ik het moeilijk om studenten te leren waarnemen. Want
heel vaak geldt letterlijk ?ik zie, ik zie, wat jij niet ziet?. De
uitdaging van het (agrarisch) onderwijs is om het de ander ook te leren
zien.
Lees meer: Waarnemen
De tien geboden worden in veel reformatorische kerken wekelijks gelezen.
Deze indrukwekkende tekst verbindt ons christenen met de geschiedenis
van Isra?l. In een vorig artikel zagen we echter dat het conflict tussen
kerk en Isra?l zowel het gebruik als de interpretatie van de tien
geboden be?nvloedde. Sinds de eerste eeuwen wordt Exodus 20 niet meer in
de synagoge gelezen. Bestudeerd wordt de tekst wel degelijk. De joodse
benadering van deze overbekende tekst kan ons misschien helpen er
opnieuw door te worden aangesproken.
Calvijn noemde de wet niet alleen een spiegel waarin we onze zonden
zien, maar ook een ?regel der dankbaarheid.? In een gemiddelde
reformatorische kerkdienst zien we daar maar weinig van terug. Door de
vaste volgorde van lezing van de wet ? schuldbelijdenis ?
genadeverkondiging wordt immers vooral de eerste functie van de wet een
plaats gegeven. Het is maar de vraag of zo?n vaste combinatie met
bekende teksten en woorden wel de bedoelde uitwerking heeft. Klinkt het
ons niet te vertrouwd in de oren om nog iets bij ons op te roepen? Is
het niet beter naar alternatieve Bijbelteksten te zoeken die ons nog
kunnen verrassen, zoals Leviticus 19?
Opvallend genoeg speelt deze kwestie in de synagoge slechts ten dele. De
joodse traditie ziet de Tora als iets dat veel meer is dan een
opsomming van wetten. De concrete geboden en verboden zijn onderdeel van
Gods verbond en vormen richtingwijzers om het leven te heiligen. Om die
reden is de Tora een uiting van Gods genade en liefde en wordt deze
bejubeld en geprezen. Vooral tijdens synagogediensten is dat te zien: de
Torarol wordt als een koningin tussen de aanwezigen gedragen en
bezongen als boom des levens. Dat neemt natuurlijk niet weg, dat ook
hier steeds opnieuw dezelfde, overbekende teksten worden geciteerd. Hoe
gaat de synagoge daarmee om? Het antwoord is eenvoudig maar veeleisend:
wie God aanspreekt moet zich concentreren. Het middel om (te) vertrouwde
teksten tot leven te brengen is gezamenlijke studie.
Lees meer: De tien geboden (2)
De tien geboden hebben een heel eigen plaats in de christelijke
traditie, zeker in reformatorische kerken. Deze woorden, door God zelf
in stenen gegrift, voeren ons mee naar een belangrijk openbaringsmoment
uit het Oude Testament. De Bevrijder van Isra?l gaf Zijn volk
voorschriften om het leven te heiligen. De wekelijkse lezing van de tien
geboden in de eredienst biedt daardoor een uitgelezen kans om de
verbondenheid van de kerk met de synagoge te onderstrepen. Of is dat te
gemakkelijk gezegd?
Er spelen nogal wat vragen rond de lezing van de tien geboden.
Allereerst zijn dat vragen die samenhangen met de manier waarop ze
worden gebruikt in de eredienst. Om er enkele te noemen: Dringt de tekst
van Exodus 20 nog wel tot ons door als we die elke week horen? Zouden
we geen andere teksten moeten lezen, zoals gedeelten uit Deuteronomium
6, Leviticus 19 of ook nieuwtestamentische teksten? En wat te denken van
de plaats die deze lezing krijgt voor schuldbelijdenis en
genadeverkondiging. Zo valt alle nadruk op de wet als spiegel waarin we
ons tekort ontdekken. Gaat dat niet ten koste van de wet die we uit
dankbaarheid proberen te gehoorzamen?
Maar er zijn ook vragen te stellen bij de band die de tien geboden
schept tussen kerk en Isra?l. In beide geloofsgemeenschappen wordt
dezelfde tekst geheel verschillend gelezen. De synagoge spreekt niet van
geboden, maar van tien woorden. En hoewel de gave van de tafelen van
het verbond op de Sina? een belangrijk moment uit de geschiedenis vormt,
wordt Exodus 20 toch niet in de synagoge gelezen. Dat heeft echter
alles met de joods-christelijke relatie te maken.
Lees meer: De tien geboden (1)
Zou ik niet haten, HERE, wie U haten,
niet verafschuwen wie tegen U opstaan? Ik haat hen met een volkomen haat, tot
vijanden zijn zij mij. Psalm 139:21-22
Christenen zaaien net zo goed haat als moslims. De Bijbel bevat op dit
punt teksten die verge-lijkbaar zijn met teksten uit de Koran. Hebben
zij die dit zeggen geen gelijk? Neem bijvoor-beeld Psalm 139:21-22.
Psalm 139 vind ik prachtig. Maar ik heb grote moeite met de verzen
19-22. Dat zei een ouder-ling tegen mij na een preek over Psalm 139.
Veel christenen zijn het met deze ouderling eens. Deze tekst hoort toch
niet bij het christelijk geloof? Jezus houdt ons in Matteüs 5:44 voor:
heb je vijanden lief. Laten we daarom deze ?haatwoorden? uit Psalm 139
maar gauw vergeten.
Of laten we ze bij het lezen van de Psalm gewoon overslaan. Dat zou niet
opvallen, want deze verzen lijken niet aan te sluiten bij het
voorgaande. Komen ze niet uit de lucht vallen, of beter gezegd, komen ze
niet uit de afgrond op?
Verkenning
Als we deze tekst vergeten of overslaan, maken we het onszelf te
gemakkelijk. Hoe moeten we dan deze woorden verklaren? Mag je zeggen dat
dit tot de trekken van het OT hoort die het NT achter zich gelaten
heeft? Laten we voorzichtig zijn om te zeggen dat iets typisch
oud-testamentisch en dus achterhaald is. Want Jezus citeert het OT als
Hij zegt dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf. Hoe verhoudt
zich dat tot Psalm 139:21-22?
Dit boekje is een lustrum uitgave van de Studentenvereniging C.S.F.R in
Rotterdam. Deze club jongeren weet steeds interessante debatten aan te
zwengelen. Eerder nodigden ze de bekende Alister MC Grath uit om te
spreken over het Einde van het protestantisme. Nu zijn de
enthousiastelingen er kennelijk in geslaagd een keur aan hooggeleerden
te strikken hun analyse van de hedendaagse tijd neer te pennen en
evenzoveel hooggeleerde heren te verleiden daar, in korte expos?s, een
passend antwoord op te geven: Wat staat de kerk en de christen te doen
in deze postmoderne tijd?
De scribenten gaan elk vanuit hun eigen deskundigheid en achtergrond in
op deze tijd. Links en rechts overlappen analyses, maar dat is niet zo
erg. Juist dat samenvallen in perceptie van de werkelijkheid toen en nu,
maakt het totaalbeeld van nu duidelijk. Kernwoorden daarin: de
onttovering van de wereld; persoonlijke authenticiteit. Voorbeeld: ?Voor
mijn levensgeluk, ja zelfs voor de hele betekenis die mijn leven heeft,
komt het er niet op aan of Napoleon bij Waterloo dan wel bij
Quatra-Bras verslagen werd of Brussel negentien deelgemeenten heeft en
zelfs niet dat twee maal twee vier is.?-pag. 42. In reclametaal wordt
dat: Altijd jezelf (HEMA) of: ?Alle ruimte om jezelf te
zijn.?(Landal)-pag. 35. In de titel van de bijdrage van Prof. Dr. Ger
Groot vind ik de analyse in ??n zin het meest duidelijk verwoordt:?Een
god in het diepst van zijn beleving - de enkelvoudigheid van het moderne
individu.?-pag. 40.
Lees meer: Postmodern Gereformeerd